J. (2)

( Lees J. (1) hier: http://frontpage.fok.nl/column/9318/1/-kuifkrullen:-J.-(1).html )

--- 

De toplijn bij onze nieuwe vereniging was opgedeeld in drie leeftijdsgroepen.
J. trainde de jongste groep, ik de groep daarboven en samen trainden we de oudste groep. Voor de eerste twee groepen hadden we allebei een assistent. Twee meisjes die graag trainster wilde worden. Voor ons handig: iemand die ballen kon aanslaan.
De assistente van J. gebruikte de trainingen als stage.

Een half seizoen werd er hard getraind. Er was een kleine cultuurshock geweest.
Ineens waren daar twee ambitieuze trainers die de lijnen uitzetten en eisen stelden aan speelsters en hun prestaties. Dat was iets volledig anders dan de goed bedoelende vaders en moeders die eerder voor de groepen stonden. De periode ‘als het maag gezellig is’ was over.
Maar na een korte gewenningsperiode was iedereen enthousiast en begonnen de trainingen zijn vruchten af te werpen.
De teams draaiden bovenin mee. Individueel veranderden aardige speelsters in goede speelsters.
 
Halverwege het seizoen begon alles te veranderen.

'Zou het niet beter zijn wanneer we van assistent wisselden?'
Wat volgde was een rijkelijk beargumenteerd relaas waarom hij niet langer met haar kon werken.
Ze zou proberen de trainingen van hem over te nemen; niet om kunnen gaan met gezag; het klikte niet tussen hun én het team. Of, het klikte juist te goed, ze kon niet boven de groep staan omdat ze de meiden te goed kende; zij zou nog steeds moeite hebben met cultuuromslag.
Hij wilde niet meer met haar werken. Maar vond het ook vervelend dat ze daardoor haar stage niet zou halen. Of ze dan bij mij haar stage kon afronden?
Ik ging akkoord. Ze werd mijn assistente.
We hadden een strikt zakelijke relatie. Ik hield haar op afstand. In één ding had J. in ieder geval gelijk: ze was een beetje een vreemd meisje.

Hij was prikkelbaar in die periode. Gaf mij een grotere rol in de trainingen; hield zich een beetje op de vlakte. Geen enkele keer vroeg hij hoe het met zijn voormalige stagiaire was. Wat vreemd was, hij was altijd erg geïnteresseerd naar het welzijn van iedereen en alles rondom mijn team.
In onze vriendschap veranderde niets. Sterker, het werd hechter in die tijd. Hij stelde zich kwetsbaarder op; liet me kennismaken met een kant van hem die maar weinig mensen kenden.

Hij was er ineens niet meer. Het was donderdag. We moesten trainen maar ik stond alleen in de zaal.
Ik belde hem een paar keer maar kreeg hem niet te pakken.
Ik draaide de drie teams in m'n eentje en besloot hem later die avond nog maar eens te bellen. Ik maakte me geen zorgen, vast iets met werk.
Vlak voor het einde van de laatste training wandelde de voorzitter de zaal in.

Er waren geruchten over misbruik van kinderen.
En hij was altijd wel erg vrij met de speelsters.
‘Aanrakerig.’
Of ik daar iets van wist?
Hij was per direct op non-actief gesteld, totdat dit alles was uitgezocht.

Ik heb hem in het hele gesprek beschermd. Ik kon alle geruchten weerleggen door wat ik zelf had meegemaakt; door wat J. me verteld had.
Ik was er van overtuigd dat ik goed gehandeld had.
Je moet het je voorstellen: één van je betere vrienden wordt beschuldigd van misbruik.
Dat wil je niet geloven omdat het simpelweg niet waar kon zijn.
Mijn assistente, J.’s voormalige assistente had het balletje aan het rollen gebracht.
De vuile kuthoer.

Na een paar dagen kreeg ik hem te pakken.
Hij was gebroken.
Ik ben niet bang om mensen naar de waarheid te vragen, ook J. niet.
Ik vertelde hem over alle geruchten die ik hoorde. En stelde kritische vragen over iedere zin die ik had gehoord.

Hij kon alles weerleggen. Op iedere vraag die ik stelde, op ieder gerucht wat ik aanhaalde had hij een pasklaar antwoord. Het kon niet mogelijk zijn dat deze man, die helemaal kapot was op dat moment, een misbruiker – een kíndermisbruiker zelfs – was.
Hij was mijn vriend. En de hele wereld was tegen hem. Ik moest hem helpen. Terecht.

Bij het ophangen van de telefoon vroeg ik hem of er ooit iets was gebeurd tussen hem en zijn oude assistente wat verkeerd geïnterpreteerd kon zijn.
Hij antwoordde met de stelligste ‘Nee’ die ik ooit hoorde.

Ze was woedend op hem geweest toen hij haar bij mij ‘dumpte.’
‘Ik krijg je nog wel,’ had ze gezegd.

 


Volgende week deel 3. (Waarin alles waar kan zijn. Waarin alles gelogen kan zijn.)