Magnifiek Nederlands, affreus Spaans

Waar anderen fan zijn van Helmond Sport, Co Stompé, Herman Berghuis of Corry Konings, ben ik liefhebber van de Nederlandse taal. Leuk en aardig al die topsporters en popsterren, maar mijn hart gaat er niet sneller van kloppen. Hoe anders is dat met Van Dale. Het woordenboek doet mijn hart bonzen als een bezetene. Pure verrukking maakt zich van mij meester wanneer ik woorden lees als vergoelijken, bejegenen, belendende, onwelgevallig, nooddruftige, schalks, morsig, kleinood, onverdroten, deerniswekkend, louter of onversaagd.

Met pijn in mijn bonzende hart moet ik echter constateren dat er maar weinige gelijkgestemden in mijn nabijheid verkeren. Nee, iedereen moet zonodig Spaans gaan leren. Spaans! Wat heeft iedereen tegenwoordig met Spaans?

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de 15 miljoen wannabe-spanjolen onze prachtige taal nauwelijks beheersen. Ik luister nog liever een uur naar Jan Smit of Ruben Nicolai. Als ik ooit op de pijnbank word gelegd en urenlang met een zweep word geslagen, zal ik niet capituleren. Wanneer ik om de vijf minuten bijkans word verdronken en geen plek op mijn lichaam gespaard blijft van sigaretafdrukken, geef ik geen krimp. Zelfs als ik een hele cd van Frans Bauer moet aanhoren, houd ik mijn kaken stijf op elkaar. Maar laat me twee minuten naar een Spaanse conversatie luisteren en ik zeg alles wat je wilt weten. Geen geheim is meer veilig bij mij als ik word onderworpen aan de Spaanse martelmethode. Twee corazónnetjes en ik verlink de hele godganse boel. 

Kortom, ik hou niet zo van Spaans. Ook niet van Italiaans, Frans en Portugees trouwens. Nee, geen taal zo fraai zijn als het Nederlands. Onmogelijk. Wat is naarstig in het Spaans? En ontrieven? Mooier kan het nooit worden. Alleen al het woord schragen zou genoeg dienen te zijn om geen enkele andere taal te willen leren. Dat móet immers wel op een teleurstelling uitlopen. Versjteren is in het Spaans simpelweg niet écht versjteren.

Mijn natuurkundeleraar in VWO 5 en 6 tekende altijd een kader om de belangrijke formules die hij op het bord schreef, maakte er zogenaamd een touwtje aan vast, en drukte ons op het hart dit ‘schilderij’ een week lang boven ons bed te hangen. Zo zou de formule zich zeker in je geheugen nestelen. Ik heb zijn raad nooit opgevolgd, en er is me dan ook geen enkele formule bijgebleven. Maar zijn schilderij-idee wel. Ik zou eenieder die ook maar de geringste aandrang heeft om Spaans, of willekeurig welke andere taal te willen leren, adviseren om schilderijtjes boven hun bed te hangen. Schrijf op de eerste fnuiken, op de tweede habbekrats, en ootmoedig op de derde. Na een week lang deze pareltjes van Nederlandse woorden te aanschouwen, moet je wel genezen zijn.
Mooier kunnen die Spanjaarden het nóóit maken.