Christentuig krijg de bof!

Omdat ik mij niet zoals een bejaarde wilde voelen, besloot ik mijn sloffen te verruilen voor gympen en een rondje door de stad te lopen in plaats van op de bank te hangen en een derderangs tenniswedstrijd te kijken op Eurosport. Het zonnetje scheen en het was een drukke bedoening op straat, het bleek koopzondag te zijn. De gebruikelijke straatterroristen van de goede doelen waren ook weer present. Wat heb ik toch een hekel aan deze teringhippies, die het credo ' altruïsme m'n hol: links lullen en rechts zakken vullen'  hoog in het vaandel hebben staan. Aangezien ik door de brakke toestand waarin ik verkeerde nog niet had ontbeten, besloot ik mijzelf te trakteren op een kroket uit de pretautomaat. Net toen ik een eerste hap van dit culinaire wonder wilde nemen, sprak een vrouw met calvinistische paardenstaart en 'reforok' mij aan. "Meneer, weet u wel dat het vandaag zondag is, de door god geschonken rustdag?"

Eenzelfde woede als die mij gisterenavond ten deel viel, toen de barvrouw geen bier meer wilde tappen, omdat het reeds sluitingstijd was, maakte zich van mij meester. "Ja, ik weet dat het zondag is en dat sommige mensen dat als goddelijke rustdag zien, maar wat heeft dat met mij te maken?" "Nou wij van de Christenunie zijn tegen de koopzondag, omdat iedereen vrij zou moeten zijn deze dag." Ik kreeg steeds meer zin in mijn kroket, maar mijn woede won tijdelijk het gevecht van mijn trek. "Dat u dat vindt is heel mooi, maar waarom wilt u uw mening aan anderen opdringen? Ik respecteer uw mening, maar waarom moeten christenen als u altijd hun mening zijnde waarheid opdringen aan anderen. Vindt u niet dat mensen zelf kunnen beslissen of zij gaan winkelen of werken op de zondag? U kunt toch zelf thuisblijven om gezellig een potje te ganzeborden met de familie alvorens u naar de Kerk gaat? Kunt u het niet respecteren dat ik graag op zondag een kroketje eet in de stad?"

De vrouw had deze reactie niet verwacht en begon een weinig indrukwekkend relaas over hoe zondig de koopzondag wel niet was. Ik kon het niet laten haar te onderbreken. "Jullie zijn wel tegen meer dingen die jullie anderen willen opleggen, hè? Gij zult niet roken! Gij zult geen softdrugs gebruiken! Gij zult geen ' Deeptroath' kijken! Gij zult niet gokken op internet! Wee de zondaars, de toorn des Christenunie zal op de ongelovigen neerdalen! We leven in een vrij land, maar u wilt mij dingen verbieden op basis van uw geloof." De vrouw draaide zich om en liep zonder iets te zeggen door naar waarschijnlijk een volgend slachtoffer. "Fijne rustdag toegewenst," riep ik haar nog na, maar nog steeds zweeg zij in alle talen. Nu kon ik eindelijk aan mijn kroketje beginnen.

Thuisgekomen voelde ik mij dusdanig fris en fruitig dat ik een poging waagde de zaterdagkrant te lezen. 'Sinds de eerste vaccinatie van 1987 is de bof helemaal terug in Nederland. Vooral onder bevindelijk gereformeerden die uit godsdienstige overtuiging elke vaccinatie weigeren. Ernstig lijkt het niet. De ziekte verdwijnt doorgaans snel. Maar er kan wel worden gesproken van een epidemie,' zo viel in de krant te lezen. Een simpele vaccinatie zou deze epidemie hebben kunnen voorkomen, maar de bewuste ouders zijn van mening dat dit niet nodig is, immers is alles voor hen onderworpen aan de goddelijke voorzienigheid. Word je kroket lauw omdat een vrouw van de Christenunie je lastigvalt, dan is het de schuld van god. De lauwe kroket is inderdaad de straf voor mijn zondige leven. Dat een kind de bof krijgt, is ook een straf van god, volgens deze manier van denken. Dat ik deze retoriek verwerpelijk vind, doet niets af aan het feit dat mensen er deze mening op na mogen houden. Dat ouders weigeren hun kinderen te vaccineren uit godsdienstige overtuiging, vind ik schandalig, maar er is weinig aan te doen. Het zou hypocriet zijn als ik eis dat zij hun kinderen moeten vaccineren, omdat ik hun mening naar de prullenbak verwijs, terwijl ik van hen verwacht dat zij hun mening niet aan mij opleggen. Ik wens de ouders die weigeren hun kind in te enten echter wel de bof toe.

Wel rijst er een aantal vragen. In hoeverre moeten en kunnen kinderen tegen de mening van hun ouders beschermd worden, als deze mening de gezondheid van het kind schaadt. In het krantenartikel gaat het om lichamelijke gezondheid, maar je zou je ook af kunnen vragen of dit ook geldt voor geestelijke gezondheid. In hoeverre is het gerechtvaardigd dat kinderen geïndoctrineerd worden door enerzijds hun ouders en anderzijds het eenzijdige christelijke (basis)onderwijs waaraan zij worden blootgesteld. Dit zijn vragen waarop niet makkelijk een antwoord te vinden is. Het is verleidelijk te pleiten voor het afschaffen van onderwijs dat gestoeld is op een godsdienstig paradigma, maar verbieden is nooit een oplossing. Daarnaast is er niet genoeg draagvlak voor in onze samenleving en strookt een verbod niet met de vrijheid van meningsuiting, dat een voorwaarde is voor een vrije samenleving.

Het is zaak de gelovigen ervan te overtuigen dat andere meningen net zo goed beschermd dienen te worden als de meningen die zij erop nahouden. Wat onze vrije samenleving ten goede zal komen is het afschaffen van Artikel 6 van onze Grondwet, de vrijheid van godsdienst. Er is immers in Nederland al vrijheid van meningsuiting, hetgeen Artikel 6 volledig overbodig maakt. Godsdienst hoeft niet apart beschermd te worden door de wet. Afschaffing komt het debat ten goede, daar gelovigen dan geen aparte status meer hebben in het debat. Zolang dit nog niet het geval is, zal ik, dapper als ik ben, mijn kroket op ludieke wijze lauw blijven lullen teneinde gelovigen duidelijk te maken dat hun waarheid nog niet de waarheid van een ander hoeft te zijn en dat mijn mening evenveel respect verdient als die van hen. Wanneer de mening van gelovigen geen aparte status meer heeft, ligt de weg open naar wetgeving om dit christentuig te dwingen zorg te dragen voor hun kinderen door hen in te enten tegen besmettelijke ziektes.