Pluizig tuig!

Het was kwart voor vier in de vroege ochtend toen ik de parkeergarage verliet en het Koningsplein overstak. Thuis haalde ik een zak met drie boterhammen uit de vriezer. Het feit dat ik over drie uur brood zou staan smeren, stemde mij allerminst vrolijk. Verlangend naar mijn bed poetste ik slechts voor de vorm heel kort mijn tanden. Het feit dat ik over drie uur net voor het brood smeren in deze fucking iglo zou staan te douchen, stemde mij nog minder vrolijk. Mijn ‘Gerard Joling-bedovertrek’ had gelijk. Ik had er de kracht niet meer voor. Het duurde dan ook niet lang of ik zat in het treintje naar dromenland. Net voordat ik die halte had bereikt, werd ik uit het treintje gesmeten. Kutzooi! Het pluizige volk dat zijn illegale intrek heeft genomen in de failliete door stof en muizenkeutels gesierde campingwinkel onder mijn appartement had een feestje. Door de muren heen was ik getuige van hun houseparty. Het monotone basgedreun maakte mij woedend.

Het is van dat typische krakersvolk. Opgeschoren smerige koppen, piercings, legerjassen en een vuilnisbakkenrashond, die ze als een soort ranzige mascotte altijd bij zich schijnen te moeten hebben. Het zijn van die misselijkmakende figuren met een aversie jegens het wassen van hun haar, dat zelfs gemeden wordt door luizen, doorgaans niet de meest kieskeurige wezentjes bij het overspringen van haardos naar haardos. Ik was te moe om mijn bedje uit te komen voor het gooien van een buurvriendelijke steen door de met gejatte gordijnen behangen voormalige winkelruit. Een molotovcocktail was overigens meer op zijn plaats geweest. Onkruid verdelg je immers het beste met vuur. Ik keek naar mijn plafond en probeerde schaapjes te tellen, maar dit hielp geen flikker. De schaapjes gingen op hetzelfde tempo als het basgedreun. Het waren gabberschaapjes en die zijn allesbehalve rustgevend, maar werken juist op mijn zenuwen.

Nog even dacht ik eraan om de politie te bellen en melding te maken van deze geluidsoverlast. Van dit plan kwam ik echter net zo snel als de gabberschaapjes over het hekje sprongen in mijn gedachten terug. Dat zou hypocriet geweest zijn. Er was immers niet voor niets spontaan een buurtfeest georganiseerd toen de bewoners van de Vendeliersstraat lucht kregen van mijn vertrek. Ik was er zelf namelijk ook niet vies van om wat muzikale klassiekers de ether in te knallen op de meest vreemde tijdstippen. Ook die ene keer dat ik het nodig achtte om alle lege flessen port op mijn kamer uit het raam te gooien, moet de nachtrust van mijn buren geenszins ten goede zijn gekomen. Deze actie kwam overigens niet voort uit een alcoholprobleem, maar uit een door alcohol veroorzaakte chronische luiheid de glasbak met een bezoek te vereren. Ik staarde maar dom naar mijn plafond totdat mijn wekker het startsein van het begin van mijn kutdag zou geven. Het pluizige tuig maakte dat ik mijn kutdag met een hoofdletter kon spellen.