Stadse fratsen

Ik ben een geboren en getogen Tilburgse. Daar kan ik niets aan doen en ik neem het mijn ouders ook niet kwalijk, maar op mijn 19e vond ik het mooi geweest en toog als levenslustige studente naar Amsterdam om er anderhalf jaar later achter te komen dat het provinciaaltje in mij moeilijk dood te meppen was. Oisterwijk werd mijn nieuwe woonplaats. De parel van Brabant, het Bloemendaal van het zuiden, waar ik jarenlang als een halve kluizenaar heb geleefd, afkerig van de dikke nekken van de plaatselijke semi-jetset en de roddel en achterklap die er hoogtij vierde. Maar wat was het er mooi. En toch keerde ik, een illusie armer, terug naar mijn roots, naar de schôonste stad van ut laand.

Natuurlijk houd ik van mijn stad, al is het eerder een haat-liefdeverhouding. Ik houd van de ‘nie mauwe, durdouwe’-mentaliteit van de arbeidersklasse die deze industriestad in grote mate bevolkt. Van de vaste schare Willem II-fans met zijn ‘bloed, zweet en goale’, die zich, ondanks het uitblijven daarvan, trouw ieder weekend in het stadion verschanst. Maar ook van het rare kroepoekdak boven het centraal station, de Tilburgse kermis, en bovenal van de taal, met stip het meest hilarische dialect aller tijden. Tilburg heeft humor, Tilburg heeft zelfspot, Tilburg neemt zichzelf met een korreltje zout. Tot voor kort tenminste.

Het zag er allemaal nog wel zo voorspoedig uit. Een voormalige bioscoop in het centrum zou, met 7 miljoen subsidie, het paradepaardje worden van onze eigen Brabantse beroepsmongool Adje. De beste grap sinds tijden, vond heel Tilburg. Ach, het kost een paar centen, maar dan heb je ook wat. Dat gold trouwens ook voor de mall, die Tilburg op de kaart zou zetten. Tilburg, metropool van het zuiden, met de eerste op Amerikaanse leest geschoeide mall. Leuker kunnen we het niet maken. Wel corrupter. Maar dat zijn vooralsnog speculaties.

Toen werd het allemaal ineens serieus. Adje bleek niet de manager die de gemeente Tilburg in hem zag, de afspraken met Van den Ende waren ook al niet wat ze leken en de gevestigde middenstand voelde zich bedreigd door zoveel Amerikaanse nieuwigheid en eiste een referendum. Een referendum! Een fantastisch middel voor iedere zichzelf serieus nemende overheid. Tilburg sprak, en zo kon het gebeuren dat de mall er helemall niet kwam. Daar kon een zekere lokale politicus helemall niets aan veranderen. Natuurlijk– want zo hoort dat als je grootsteedse aspiraties hebt – beweert hij nog steeds zijn handen in g… eh… onschuld te wassen. Zou hij zijn douceurtje wel hebben mogen houden?

Tilburg, moderne industriestad. Jarenlang blijven hangen in de moraal van zijn inwoners. Doe maar gewoon, gek doen we wel met carnaval. Tilburg, dat ineens mondaine kapsones kreeg. De hoogste woontoren van Nederland, al streken we maar drie maanden lang met die eer. De eerste mall van Nederland. Nou ja, bijna dan. De mafste theaterdirecteur van Nederland. Ook al niet? De zwijgzaamste burgemeester van Nederland dan. En daar vergaat de rechtgeaarde Tilburger het lachen. Een burgervader die discreet zijn mond houdt over de centjes die hij verspild heeft. Voor een theater dat Tilburg niet wilde. Er valt heel wat te lachen in Tilburg, maar een burgervader die zijn onderdanen niet voor vol aan ziet, dat vinden we hier nooit grappig.

En zo zitten we nu te kijken met een leeg theater, een leeg natuurgebied ten noorden van de stad – daar had met gemak ook een winkelcentrum kunnen staan – en straks ook een lege burgemeesterszetel. Maar wel met volle straten, want het probleem van de zwerfkatten schijnt hand over hand toe te nemen. Misschien dat we het ene probleem het andere op kunnen laten heffen door die katten in het theater te zetten? Adje of katje, wat scheelt het? Met zo’n eigen Cats-productie is Van den Ende misschien alsnog geïnteresseerd.