Vij

Ooit had ik een collega die het constant over Sil had. Hij kon zus en hij deed zo. Als ze het niet over Sil had, dan ging het over Daan. Hij blonk uit in dit en schitterde in dat. Fijn hè, moedertrots. Mijn voormalige collega had die tot een kunst verheven. Geen superlatief was goed genoeg voor de beschrijving van haar zoons. Tenminste, ik dacht dat het zoons waren. Totdat ze het veelbejubelde kroost meetroonde naar de sinterklaasviering bij onze werkgever. “Dit zijn nou Silvia en Daniëlle”, zei ze, toen ze opzwellend van trots twee bolgewangde meisjes-met-staartjes aan me voorstelde. Pas op dat moment drong het tot me door dat in sommige delen van Brabant het voornaamwoord ‘zij’ eigenlijk zelden of nooit gebruikt wordt.

Ik heb er een tijdje over nagedacht, maar ik ben eigenlijk wel vóór het gebruik van één voornaamwoord. In het geval van het nageslacht van mijn ex-collega was uiteindelijk duidelijk dat het om twee zij’s ging, in plaats van hij’s, maar in gevallen waarin het pleit nog beslecht moet worden, blijven we maar schipperen tussen het een en het ander.
“We zijn op zoek naar de bestuurder van een blauwe Audi. Zijn/haar voertuig blokkeert de nooduitgang. Hij/zij wordt dringend verzocht om zijn/haar auto daar weg te halen.”
Erg vermoeiend. Je zou toch denken dat het geslacht van het voornaamwoord het eerste is dat aan belangrijkheid ingeboet heeft tijdens de recente emancipatiegolf. Maar niets is minder waar. Op een paar plekken in Brabant na, blijken mensen overal uitermate geschoffeerd te zijn als er naar hen gerefereerd wordt met een voornaamwoord van het verkeerde geslacht.

Toch ben ik ervoor om te kiezen. Dat gehink op twee benen komt mijns inziens niet erg daadkrachtig over. Daarom probeer ik mijn opdrachtgevers al jaren over te halen tot constructies zoals deze: Open met een zin waarin je beschrijft dat het beide kanten op kan met het seksevraagstuk, doe desnoods één keer het hij-slash-zij-ding en schakel dan over op één van beiden. Een beetje zoals in juristen- of notaristaal.
“Een sollicitant van het mannelijke of het vrouwelijke geslacht, hierna aan te duiden met ‘hij’.” 
Alle gelijkheid ten spijt, niet één van hen wil zijn/haar vingers eraan branden en dus struikelen ik en de lezers bladzijdenlang over de hij/zij'en en de zijn/haaren.

Er zit maar één ding op: we moeten er, net als de Zweden, een nieuw woord voor zien te vinden. En daarom ben ik eigenlijk wel blij met de vondst van Marc van Oostendorp. Hij stelt voor om een nieuw sekseneutraal voornaamwoord te implementeren voor de derde persoon enkelvoud. Dat onzij/hijdige woord zou dan volgens hem ‘vij’ moeten zijn.
“Voor uitbreiding van ons team zijn wij op zoek naar een manager klein archief. Vij kan rekenen op een marktconforme beloning.”
Het is even wennen, en goed articuleren  is een must om andere verwarringen te voorkomen, maar je bent tenminste van dat getwijfel, geschipper en die politiek correcte onzin af. Wat je ook over een ander zegt, vij zal zich nooit meer geschoffeerd voelen omdat geslachtskenmerken genegeerd dan wel niet onderkend worden.

Van Oostendorp liet het niet bij één woordje, nee, hij creëerde een hele lijn. ‘Her’ voor het lijdend voorwerp en ‘zaar’ voor het bezittelijk voornaamwoord, zodat je straks aan her kunt vragen of vij zaar paarse krokodil op wil komen halen. En zo heeft vij altijd zaar woordje klaar en is er weer hoop voor de hijger (vijger) en de zijwind (vijwind), die in deze moderne, geëmancipeerde maatschappij ook best een zij respectievelijk een hij kunnen zijn.