Kunst hoort op straat

“Jammer, ze gaan het slopen”, zegt mijn zoon die naast me zit. Hij wijst naar de overkant van het kruispunt. Ook zonder zijn uitgestoken vinger weet ik wat hij bedoelt. Het is niet het oude fabrieksgebouw met de ingegooide ruiten en het instortende dak waar hij op doelt, maar de graffiti op de lange zijmuur. Binnenkort komt het hele complex onder de sloophamer, met prachtig gedetailleerde muurschilderingen en al. En dat is inderdaad meer dan jammer, moet ik hem nageven.

Een paar honderd meter verder staan we weer voor een rood stoplicht. Ook nu wijst hij op een plek buiten de auto: “Kijk, daar is het al weg.” Ik kijk naar links en zie een groot gat waar eerst de skatebaan was, ook rijkelijk versierd met kleurrijke graffiti. Weg. Jammer.

Ik zie de teleurstelling in zijn gezicht. Mijn zoon houdt van kunst. Openlijk klaagt hij over de teloorgang van de expressieve uitingen die deze stad zo veel levendiger maken. Dat het geen stijl is dat de creativiteit van de makers plaats moet maken voor het zoveelste grijze, grauwe gebouw. En dat hij zo veel liever had gezien dat er behoedzamer omgesprongen werd met de pareltjes die onze stad zo kleurrijk maken. Samen zijn we het erover eens: straatkunst moet, straatkunst is goed. Maar de sloophamer is onverbiddelijk.

Als goedmakertje wijs ik hem onderweg nog op een paar Social Sofa’s; met de hand gemozaïekte banken, in Tilburg bedacht en gemaakt. Hij is matig enthousiast. Zijn humeur wordt beter als we de laatste afslag naar onze bestemming nemen. Daar prijkt een reusachtige muurschildering op de hoek van de straat. Even later volgt het noodzakelijk kwaad dat parkeergarage heet, maar zelfs die biedt iets visueel aantrekkelijks. Een collectie blow-ups van textieldessins verwijst fijntjes naar het product waar deze stad naam mee heeft gemaakt.

Maar de echte verrassing wacht in de straten van het centrum. Het weer is ons gunstig gezind en we besluiten deze keer niet de voorkant, maar de achterkant van de winkelstraten te bekijken. Daar valt heel wat meer te zien dan rijkelijk met massaproducten gevulde etalages. We worden getrakteerd op muren vol graffiti en ander fraais. Gedichten, in fraaie letters uitgespeld op gevels. Beelden, installaties en een interactieve videowall. En al dat moois ligt, staat of hangt letterlijk op straat. “Gelukkig,” concluderen wij opgelucht, “er is nog genoeg over.”

Zou Vincent van Gogh zich omdraaien in zijn graf als hij wist dat zijn werken voor vele miljoenen verdwijnen in zwaar bewaakte musea of privécollecties, vragen wij ons af. Zou Rembrandt van Rijn zich het arme hoofd kaalkrabben als hij wist dat zijn schilderijen tegenwoordig vooral erg kostbaar zijn? Kunst is er om het dagelijks leven op te fleuren, om mensen een andere kijk te geven op de wereld om zich heen, om te spiegelen en om aan het denken te zetten, om te verbazen en te verblijden. Kunst is voor iedereen. En daarom hoort kunst ook op straat. Dat hebben ze in Tilburg gelukkig goed begrepen.

Binnenkort verrijst op de plek waar de sloper zo grondig heeft huisgehouden een heel nieuw complex. Grijs, grauw en hypermodern uiteraard. Maar wij rekenen op de gemeente Tilburg. Die strak afgewerkte muren zullen het perfecte canvas zijn voor graffitiartiesten en andere straatkunstenaars. En van dat vooruitzicht worden wij blij. Heel blij.