Armoede is een keuze
Armoede is al eeuwenlang een realiteit in Nederland en lijkt bijna onvermijdelijk te zijn. Hoewel politici vaak uitspreken dat niemand in armoede zou moeten leven, blijven concrete plannen om armoede volledig uit te bannen uit. Dit roept de vraag op: kunnen regeringen armoede niet effectief bestrijden, of willen ze dat simpelweg niet?
Economen en experts stellen duidelijk dat armoede wél degelijk bestreden kan worden. De overheid heeft namelijk de mogelijkheid om een groot deel van de bevolking boven de armoedegrens te tillen door simpelweg uitkeringen, toeslagen of het minimumloon voldoende te verhogen. Deskundigen stellen ook dat dat best mogelijk is. Volgens Egbert Jongen, hoogleraar aan de Universiteit Leiden, kan de overheid het grootste deel van de Nederlanders uit de armoede halen. Ook Anna Custers, lector armoede-interventies, benadrukt dat het mogelijk is om een waardig inkomen voor iedereen te garanderen als de politieke wil er is.
Maar die politieke wil ontbreekt. De belangrijkste reden hiervoor is de hoge kosten die gepaard gaan met het verhogen van de laagste inkomens. Om dit te financieren, zou de belasting op hogere inkomens of vermogens moeten stijgen en mogelijk zou zelfs de middenklasse moeten bijdragen. Dit is politiek gezien een zeer gevoelig onderwerp, omdat het steun van belangrijke kiezersgroepen zou kosten. Politici zijn vaak huiverig om deze groepen financieel te belasten, zelfs als dat ten goede zou komen aan de bestrijding van armoede. Daarom blijft de politieke focus slechts beperkt tot het voorkomen van een stijging van armoede, zonder het probleem echt aan te pakken.
Daarnaast zijn er zorgen dat hogere uitkeringen of toeslagen de prikkel om te werken verminderen. Hoewel deze zorg genuanceerder is dan vaak wordt aangenomen, blijft het een belangrijk argument in politieke discussies. Ook speelt de ‘herverdelingsparadox’ een rol, waarbij succesvolle armoedebestrijding vaak afhankelijk is van het betrekken van de middenklasse bij de herverdeling van rijkdom. De vrees bestaat dat het draagvlak voor armoedebestrijding wegvalt als uitsluitend de allerlaagste inkomens worden geholpen.
De Amerikaanse socioloog Matthew Desmond gaat zelfs een stap verder. Hij stelt dat armoede blijft bestaan omdat midden- en hogere inkomens niet bereid zijn om hun eigen privileges op te geven. Dit varieert van afhankelijkheid van goedkope arbeid tot het behoud van fiscale voordelen zoals de hypotheekrenteaftrek. Volgens Desmond is armoede in rijke landen geen gevolg van onmacht, maar van onwil.
Het Nederlandse kabinet-Rutte IV toonde tijdens de energiecrisis aan dat armoede wel degelijk kan worden verminderd, maar koos er toen voor om brede maatregelen te nemen, zoals belastingverlagingen en energiecompensaties, die ook ten goede kwamen aan hogere inkomens. Deze aanpak illustreert een bredere politieke strategie: om armoede te verminderen, worden vaak maatregelen genomen die de hele bevolking helpen, in plaats van gerichte steun voor de allerarmsten.
Ondanks dat er beleidsadviezen liggen, zoals die van de Commissie sociaal minimum, die aangeven dat de verhoging van het minimumloon en toeslagen armoede aanzienlijk kan terugdringen, blijft de politieke wil om dergelijke stappen te zetten beperkt. Dit komt omdat het aanpakken van armoede niet zonder offers komt, en die offers blijken de afgelopen jaren telkens te zwaar te wegen voor politici.
De huidige coalitie heeft expliciet aangegeven dat zij het armoedepercentage niet verder wil laten dalen, maar enkel wil voorkomen dat het stijgt: een fundamenteel gebrek aan ambitie om armoede uit te bannen. De politieke realiteit is dat hoewel armoede kan worden bestreden, de regeringen ervoor kiezen dat niet te doen, uit angst voor de politieke en economische consequenties.
Het probleem is niet dat armoede onvermijdelijk is, maar dat de politieke wil om die effectief te bestrijden ontbreekt. Politici kiezen ervoor om de status quo te handhaven, waarbij armoede weliswaar wordt beperkt, maar nooit volledig wordt opgelost.