Celstraffen voor fraude biodiesel

De rechtbank Overijssel veroordeelt een 51 jarige man uit Harderwijk tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk, voor fraude, valsheid in geschrifte en witwassen. Twee medeverdachten (de 47-jarige vrouw van de hoofdverdachte en een 52-jarige man uit Wijhe), kregen voorwaardelijke gevangenisstraffen en een taakstraf opgelegd. Een vierde verdachte, een 54-jarige man uit Kampen, werd vrijgesproken. Het biodieselbedrijf waar de vier verdachten aan zijn verbonden, moet een boete betalen van 400.000 euro.

Witwassen
De 51-jarige hoofdverdachte uit Harderwijk, eigenaar van het biodieselbedrijf, heeft zich volgens de rechtbank samen met anderen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en witwassen. Hierbij is over een periode van vier jaar ongeveer 3 miljoen euro onttrokken aan ondernemingen waarover de hoofdverdachte zeggenschap had. Dat gebeurde door middel van verschillende constructies zoals het opmaken van valse facturen. Het verkregen geld werd grotendeels omgezet in onroerende zaken in Nederland en op Bonaire.

Biotickets
De hoofdverdachte maakte zich daarnaast ook schuldig aan valsheid in geschrifte tijdens de handel in zogeheten biotickets. In die biotickets stond dat door het biodieselbedrijf grote hoeveelheden biobrandstof op de Nederlandse markt waren gebracht zonder dat dit in werkelijkheid gebeurde. Dit leverde het bedrijf ongeveer 2 miljoen euro op.

Brutaliteit
De rechtbank acht de feiten zeer ernstig en rekent deze de hoofdverdachte zwaar aan. ‘Het was verdachte die telkens het initiatief nam tot het strafbare handelen en die anderen – personeel van zijn ondernemingen en zijn echtgenote – daarin heeft meegezogen. Zijn belangrijkste drijfveer daarbij was het eigen financieel gewin. Het handelen van de verdachte getuigt van een grote mate van brutaliteit en tegelijkertijd van een ernstige mate van onverschilligheid ten aanzien van de regelgeving en het belang van een gezonde bedrijfsvoering voor zijn ondernemingen’, aldus de rechtbank.

Strafmaat
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met de bepalende en leidinggevende rol die de hoofdverdachte speelde, de omvang van periode en het bedrag dat is witgewassen. In het voordeel van de hoofdverdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij, nadat hij werd betrapt, goed heeft meegewerkt aan het onderzoek en dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dit levert, na een strafeis van 38 maanden gevangenisstraf, uiteindelijk een gevangenisstraf van 30 maanden op waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.

Medeverdachten
De 47-jarige vrouw van de hoofdverdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden opgelegd en een taakstraf van 240 uur. Volgens de rechtbank was de vrouw weliswaar niet de initiatiefneemster voor het plegen van de fraude, maar zij was wel van alles op de hoogte en liet het op zijn minst gebeuren. ‘Verdachte heeft zonder schroom jarenlang samen met haar man, geprofiteerd van een zeer luxe levensstijl, die slechts kon bestaan als gevolg van de fraude en het witwassen waaraan zij als medepleger heeft bijgedragen’, aldus het vonnis. De rechtbank heeft bij de strafkeuze nadrukkelijk rekening gehouden met de omstandigheid dat de vrouw nog de zorg heeft voor twee minderjarige kinderen.

Een 52-jarige medeverdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van vier maanden en een taakstraf van 160 uur voor medeplichtigheid aan het witwassen en het medeplegen van valsheid in geschrifte. Deze verdachte had volgens de rechtbank weliswaar een ondergeschikte rol maar als hoofd administratie had hij een eigen verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de onderneming gevrijwaard zou blijven van strafbaar handelen.

Een vierde verdachte, een 54-jarige man uit Kampen, is vrijgesproken. Volgens de rechtbank is er onvoldoende bewijs om te concluderen dat er wettelijk sprake is van medeplegen. Als financieel directeur van de bedrijven was hij verantwoordelijk voor een correcte gang van zaken rond de financiële situatie van de bedrijven en ‘gelet op die functie had meer verantwoordelijkheidsgevoel en een kritischer houding mogen worden verwacht. Deze constatering is echter onvoldoende om te komen tot het oordeel dat er bij deze verdachte sprake is geweest van opzettelijk strafbaar handelen, zoals ten laste gelegd.