FOK!toen: Deep Purple - Burn

Voor de FOK!toen van vandaag gaan we veertig jaar terug in de tijd. Het was namelijk op 15 februari 1974 dat het album Burn van Deep Purple in de betere platenwinkels te vinden was. Burn was het eerste album dat de band uitbracht in haar derde line-up, die bij fans van de groep ook wel Deep Purple (Mark III) wordt genoemd. Een vernieuwend geluid met David Coverdale, die als zanger het stokje had overgenomen van Ian Gillan en bassist Glenn Hughes, die in plaats van Roger Glover de basgitaar mocht bespelen.

Deep Purple - Burn
Deep Purple - Burn

De vroege jaren
Voor het ontstaan van de band Deep Purple moeten we terug naar 1967. Chris Curtis, voormalige drummer van het beatbandje The Searchers, wilde een superband oprichten onder de naam Roundabout en was zodoende op zoek naar geschikte muzikanten. De eerste gegadigde diende zich al snel aan. Jon Lord was toetsenist in de band The Artwoods, het begeleidingsbandje van Art Wood, de broer van de latere Rolling Stone Ronnie Wood.

Ook gitarist Ritchie Blackmore had wel interesse om in het bandje te spelen en kwam er speciaal voor uit Hamburg terug. Blackmore verdiende de kost als sessiegitarist en speelde ook met onder meer The Outlaws, Screaming Lord Sutch en Neil Christian. Curtis was een figuur met vreemde nukken en het duurde dan ook niet lang voordat hij uit zijn eigen band werd gesmeten. Als bassist werd Nick Simper getipt door Jon Lord. Lord en Simper zaten eerder in de later bekende hippieband The Flower Pot Men.

Eerste keus voor de drummer was Bobby Woodman, maar toen zanger Rod Evans auditie kwam doen had hij drummer Ian Paice bij zich. Terwijl Woodman weg was om sigaretten te halen, mocht Paice zijn kunsten vertonen en niet lang daarna was de eerste line-up een feit. Na een korte tournee door Denemarken en Zweden, kwam Blackmore met het idee om de naam van de band te veranderen. Nadat nog even de naam Concrete God was geopperd, koos Blackmore voor de titel van het favoriete liedje van zijn grootmoeder en vanaf dat moment luisterde de band naar de naam Deep Purple. Over dat liedje kun je HIER meer lezen.

Shades of Deep Purple
Shades of Deep Purple

Deep Purple (Mark I: Maart 1968 - Juni 1969)
De eerste bezetting van Deep Purple was razend actief en bracht in slechts 16 maanden maar liefst drie prima albums uit. Zo horen we op het debuutalbum Shades of Deep Purple, naast sterke eigen composities als 'Prelude: Happiness / I'm So Glad', 'Mandrake Root' en 'Love Help Me' ook zeer overtuigende covers van The Beatles 'Help', Billy Roberts 'Hey Joe' en Joe South 'Hush'. Ook op The Book of Taliesyn, dat eveneens in 1968 wordt uitgebracht horen we sterke bewerkingen van Neil Diamonds 'Kentucky Woman' en Ike en Tina Turners 'River Deep Mountain High', maar ook weer geweldige eigen nummers zoals 'Wring That Neck' en 'Anthem'. Op The Book of Taliesyn zijn de eigen composities al een stuk harder dan op de eerste elpee en laten al sporen horen van het geluid waarmee Deep Purple later wereldberoemd zou worden.

Als laatste verscheen van de Mark I-bezetting het album Deep Purple in juni 1969. In de media kreeg dit prima album weinig aandacht, waarschijnlijk door het ontbreken van een geschikte single-hit. Op Deep Purple horen we het geluid van de groep langzaam verschuiven van psychedelische rock naar de progressieve hardrock uit de late jaren zestig. Naast wederom indrukwekkende eigen nummers als 'Chasing Shadows' (met onnavolgbare Afrikaanse drumritmes van Ian Paice), 'The Painter' en het door Blackmore geschreven 'April' (met het zo herkenbare orgelgeluid van Lord) treffen we op het derde album van Deep Purple maar één cover aan, een bewerking van het nummer 'Lalena' van Donovan, die we in de versie van Deep Purple een stuk aangenamer vinden.

Deep Purple in Rock
Deep Purple in Rock

Deep Purple (Mark II: Juli 1969 - Juni 1973)
Nadat in juni 1969 zowel zanger Rod Evans en bassist Nick Simper waren ontslagen, begon voor Deep Purple een periode die we gerust de hoogtijdagen van de band mogen noemen. De microfoon was overgenomen door Ian Gillan, die voorheen in de band Episode Six had gespeeld en uit diezelfde band was ook bassnarenplukker Roger Glover afkomstig. Het eerste album wat deze monumentale bezetting zou verschijnen was Concerto for Group and Orchestra, maar de grote doorbraak zou volgen in 1970 met het epische album Deep Purple in Rock. Op het album horen we Deep Purple-klassiekers voorbijkomen zoals 'Speed King', 'Into the Fire' en het onovertroffen 'Child in Time', een nummer dat jarenlang de hoogste positie zou behouden in Veronica's Top 100 Aller Tijden.

In het daaropvolgende jaar stond Deep Purple ook in Groot-Brittannië op de hoogste plaats in de hitlijst met het album Fireball. De elpee werd in Europa in een andere versie uitgebracht dan in Amerika. Zo stond op de Europese persing het nummer 'Demon's Eye' inplaats van 'Strange Kind of Woman', dat al eerder op single was verschenen. Ook tracks als 'The Mule' en 'No One Came' worden tot de betere nummers uit die tijd gezien. In 1972 verschijnt het zeer succesvolle album Machine Head, dat in Groot-Brittannië binnen een week op nummer 1 staat en dat in Amerika maar liefst twee jaar in de albumcharts te vinden is. Op Machine Head staan dan ook echte knallers van Deep Purple zoals 'Highway Star', 'Space Truckin'' en misschien wel het meest gecoverde hardrocknummer aller tijden 'Smoke on the Water'.

Made in Japan
Made in Japan

Datzelfde jaar verschijnt ook een live-album van de groep die door velen als één van de allerbeste live-albums ooit wordt gezien. Op Made in Japan horen we explosieve live-uitvoeringen van klassiekers zoals 'Child in Time', 'Smoke on the Water', 'Lazy' en als afsluiter een bijna twintig minuten durende versie van 'Space Truckin'' en het was dan ook niet vreemd dat dit album binnen een paar weken de platina-status al had bereikt. Lang niet gek voor een live-album waaraan de band zelf maar weinig waarde had gehecht en die voor minder dan 3000 dollar werd opgenomen.

In januari 1973 volgt dan het laatste studio-album van de Mark II-bezetting van Deep Purple. Who Do We Think We Are? was opgenomen in Rome en Frankfurt en liet een band horen die door de platenmaatschappij was gepusht om snel met nieuw materiaal op de proppen te komen. Met 'Woman From Tokyo' zou Deep Purple haar meest succesvolle single in Nederland uitbrengen. Ian Gillan zou in juni 1973 de band verlaten om verder te gaan met de Ian Gillan Band. Ook Roger Glover stapte uit de groep om zijn eentje verder te gaan.

Burn advertentie
Een advertentie voor het album Burn

Deep Purple (Mark III: Juli 1973 - Juni 1975)
Halverwege 1973 mocht Deep Purple op zoek naar zowel een nieuwe zanger als een nieuwe bassist. De bassist vonden ze al snel in de persoon van Glenn Hughes, de voormalige zanger van de band Trapeze. Als zanger had men Paul Rodgers van de band Free op het oog, maar deze was al een nieuwe band begonnen, genaamd Bad Company. Blackmore kwam vervolgens met David Coverdale, de zanger van het bandje The Government, die in 1969 al eens het podium had gedeeld met Deep Purple. Met de twee nieuwe bandleden in haar gelederen ging Deep Purple meteen aan de slag met het nieuwe album.

Deep Purple - Burn (Japanse cassette)
Deep Purple - Burn (Japanse cassette)

De opname van het album Burn
In november 1973 gaat de band naar Montreux in Zwitserland om daar met de Rolling Stones Mobile Studio de nummers op te nemen voor het nieuwe album Burn. Omdat dit het eerste album was met David Coverdale als zanger waren de verwachtingen hooggespannen bij de groep. Zouden de fans de nieuwe zanger weten te accepteren? Het aandeel van Hughes en Coverdale zorgden er in elk geval wel voor dat de groep een breder geluid kreeg dan voorheen. Uiteraard was de hoofdmoot nog steeds ouderwets vertrouwde hardrock, maar ook horen we op deze plaat invloeden uit de op dat moment populaire soul- en funkmuziek.

Het album

Deep Purple - Burn a

Kant A:
01 Burn 6:00
02 Might Just Take Your Life 4:36
03 Lay Down, Stay Down 4:15
04 Sail Away 5:48

Deep Purple - Burn b

Kant B:
01 You Fool No One 4:47
02 What's Goin' On Here 4:55
03 Mistreated 7:25
04 "A" 200 3:51

Waar Deep Purple voorheen hun concerten altijd begonnen met 'Highway Star', werd die plaats vanaf het verschijnen van dit album overgenomen door 'Burn', die in de daaropvolgende twee jaar ook het openingsnummer van de band zou blijven. Ook 'Might Just Take Your Life', 'Lay Down, Stay Down', 'Mistreated', 'Smoke on the Water', 'You Fool No One' en 'Space Truckin'' zouden nog lang op de setlisten van de groep te vinden zijn.

Het meest opvallende nummer op dit sterke album is het door de moog van Jon Lord gedomineerde '"A" 200', een track vernoemd naar het geneesmiddel tegen een ziekte die je kan oplopen door op een vieze wc-bril te gaan zitten of door te drinken uit het glas van een vreemde. In 'Might Just Take Your Life' is trouwens een gitaarriff te horen die heel sterk doet denken aan het nummer 'Big Jim Salter' van de band Stone the Crows uit 1971.

Deep Purple - Burn (Japanse heruitgave uit 2008)
Deep Purple - Burn (Japanse heruitgave uit 2008)

Bij het 30-jarige bestaan van het album zou Burn opnieuw worden uitgebracht in een geremasterde editie. Op de cd treffen we naast het oorspronkelijke album ook een vijftal nieuwe remixen, waaronder ook de track 'Coronarias Redig', die eerder als B-kant van de single 'Might Just Take Your Life' verscheen. Wat vooral opvalt aan Burn is de prachtige samenzang van Coverdale en Hughes, die een nieuwe dimensie aan het geluid van de band zouden geven. Het was het begin van een nieuwe fase in het bestaan van Deep Purple, een band waarvan nog veel prachtige albums zouden verschijnen. Maar daarover valt in een volgende FOK!toen vast meer te lezen.