Kamer verwacht resultaat Filmtop nog voor Cannes

Over het kabinetsvoorstel om de Nederlandse filmsector met twintig miljoen euro te steunen moet nog voor het filmfestival van Cannes in mei een beslissing worden genomen. Daarover waren enkele Kamerleden het woensdag eens met minister van Cultuur Jet Bussemaker (PvdA) en staatssecretaris van Financiën Frans Weekers (VVD).

In Den Haag vond een algemeen overleg plaats over het kabinetsvoorstel van vrijdag om de Nederlandse filmsector te ondersteunen. Via een cash rebate, een soort subsidie, van twintig miljoen euro moet de filmsector weer een gelijk speelveld krijgen met het buitenland, waar dergelijke regelingen al jaren bestaan.

Het is duidelijk dat alle betrokken partijen vaart willen maken met de besluitvorming, zodat de regeling zo snel mogelijk in werking kan treden. Zoals al eerder aangegeven, moeten de details nog met de filmsector worden afgestemd.

Een van de discussiepunten is welke rol het Nederlands Filmfonds bij de uitvoering moet spelen. De organisatie moet mede bepalen welke filmprojecten in aanmerking komen voor de subsidie. VVD-Kamerlid Arno Rutte is er echter niet gerust op dat de organisatie volledig onpartijdig kan blijven. Het Nederlands Filmfonds moet volgens hem wel op artistiek gebied adviseren, maar geen uitvoerende partij worden van de zakelijke regeling.

Ook blijft onduidelijk wanneer een filmproducent de subsidie kan aanvragen. Omdat niet meer dan twintig miljoen beschikbaar is, bestaat de kans dat producenten die later in het jaar subsidie aanvragen, achter het net vissen. Dat kan niet de bedoeling zijn, vinden de betrokkenen.

Daarnaast moet worden bepaald of de declaratie geldt over het jaar waarin de film werd gemaakt, of over het jaar waarin de kosten worden gedeclareerd. Aangezien filmproducties vaak jaren in beslag nemen, bestaat hier doorgaans een verschil tussen.

Het kabinet kijkt nu ook naar de filmsector zelf. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de filmsector zijn handje ophoudt en verwacht dat de politiek de problemen oplost. Zo vindt Bussemaker dat bijvoorbeeld bioscoopeigenaren hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Als voorbeeld noemt ze de prijs van bioscoopkaartjes, waarover sinds enkele jaren het lagere belastingtarief van zes procent geldt. Dat voordeel verdwijnt nu geheel in de zakken van de bioscopen, maar zou ook deels ten goede kunnen komen aan de filmmakers, stelt ze voor.