Steeds meer vrouwelijke artsen

De Nederlandse geneeskunde telt steeds meer vrouwelijke artsen. In 1987 was twintig procent van de artsen een vrouw, vorig jaar was het percentage gestegen naar veertig procent. Verwacht wordt dat in 2027 zo'n 66 procent van de artsen vrouwelijk is. Dat stellen onderzoekers in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, dat morgen verschijnt.

Volgens de onderzoekers is het 'opvallend' dat de vrouwelijke geneeskundestudenten vaak specialismen kiezen waarin al veel vrouwen werkzaam zijn. Vrouwen kiezen vooral specialismen die gericht zijn op kinderen (kindergeneeskunde) en ouderen (klinische geriatrie en verpleeghuiskunde).

De onderzoekers stellen in het tijdschrift dat wanneer er meer vrouwen dan mannen in de geneeskunde zijn, er meer artsen bij moeten komen. Vrouwen werken vaker in deeltijd dan mannen, waardoor volgens de onderzoekers nu elf procent meer specialisten moeten worden opgeleid.

De onderzoekers zijn de sociologen Lud van der Velden, Johan Hansen, Lammert Hingstman en psycholoog Phil Heiligers. Zij zijn verbonden aan het onderzoeksinstituut voor de gezondheidszorg Nivel. Hun onderzoek is onder meer gebaseerd op cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Register voor beroepen in de individuele gezondheidszorg.

Eerder dit jaar stelde hoogleraar Vrouwenstudies Medische Wetenschappen Toine Lagro-Janssen in hetzelfde tijdschrift dat patiënten van vrouwelijke artsen tevredener zijn dan patiënten van mannelijke collega's. Vrouwelijke artsen zouden hun oor beter te luister leggen bij patiënten dan mannelijke artsen. Lagro-Janssen is verbonden aan het Universitair Medisch Centrum Radboud in Nijmegen.