NEE

Toen ik net een jaar oud was, leerde ik mijn ouders te irriteren. Mijn leven was fantastisch. Ik kon ze laten smeken, vragen, radeloos maken en ik vond het fantastisch. Ik had een magisch woord gevonden. Dat kon ik vragend stellen, resoluut eruit gooien, huilend stotteren en het woord leende zich er zelfs voor om in een enorme uithaal te krijsen tot de buren aanbelden wegens verdenking van kindermishandeling. Soms kreeg ik nog mijn zin ook. Eindelijk was ik van die stomme potjes Olvarit af. Ik hoefde zelfs nooit meer doperwtjes naar binnen te douwen dankzij dat ene woord. Nee. Nee was een feest.

Maar gaandeweg is er iets veranderd. ‘Oh, dit moet morgen echt af, dan is de presentatie voor de klant. Kan je nog een uurtje overwerken?’ Ik knik naar de baas, al ben ik nog zo moe. ‘Verdorie… ik heb net een euro te weinig, schiet jij even voor?’ Ik geef geen antwoord, maar grijp direct naar mijn portemonnee om te helpen. Zelfs als een vriend vraagt of ik morgen wil komen eten, zeg ik ja. Ook al weet ik dat zijn macaroni nog aan de vloer blijft plakken als er een industriële stofzuiger overheen gaat.

Wat is er toch met mij aan de hand? Ik werk veertig uur in de week, ik prop vriendlief in de zesde en zevende dag en probeer her en der in de avonduren nog wat vrienden te zien. Elke maandagavond schrijf ik last-minute mijn nieuwste column. Ik slaap zelden voor twaalf uur en altijd minder dan acht uur per nacht. Als ik even iets voor mezelf doe, betrap ik mij erop dat ik toch weer met mijn neus in de social media en e-mail zit. En dan heb ik nog niet eens kinderen! Het idiootste is nog: als iemand iets vraagt, zeg ik altijd ja.

Gestrest? Welnee. Mijn haar zakt in, de wallen onder mijn ogen zijn opgegeven als de opvolgers van de Chinese muur op de werelferfgoedlijst van het Unesco, want hij zou maar eens instorten. Met mijn rug ben ik de stand-in voor de klokkenluider van de Nôtre Dame, terwijl mijn armen voor Donkey Kong door kunnen gaan omdat mijn schouders al zo laag hangen, maar er past altijd meer hooi op mijn vork. Ik voel me goed bij ‘ja.’ Echt waar. Ik knik er zelfs instemmend bij.

Natuurlijk kan ik wel nee zeggen. Is het leuk dat Afrikaantjes honger lijden? Nee! Bestaat Sinterklaas? Nee! Komt het op korte termijn goed in Oekraïne? Nee! Lust ik spruitjes? Nee! Heeft Nederland tegen Europa gestemd? Nee! Dat was dan weer te veel moeite. Maar zo moeilijk is het niet. Waarom kan ik dan alleen maar ‘nee’ zeggen tegen mijn allerbeste vrienden? Omdat dat de mensen zijn die zien dat het af en toe eventjes niet gaat en begrijpen dat een avondje helemaal niets dan het lekkerste is wat je de ander kan geven.

‘Ja’ is zo lekker makkelijk. Met 'ja' doe je een ander een plezier en je hoeft geen ingewikkelde sociale argumenten te bedenken om iets niet te doen. ‘Nee’ doe je voor jezelf. Ik walg bijna van de goeroe in mijzelf, maar vooruit: het is tijd om dat kleine kind af en toe los te laten dat plezier had in dat ene woordje: ‘Nee!’