Opa's en oma's van nu

Een tijdje geleden zat ik mijn nichtje van twee voor te lezen uit de bekende Nijntje-boekjes  van Dick Bruna. Ongelooflijk, dat zo’n concept zo veel generaties meegaat! Die boekjes bestaan al zo’n veertig jaar en blijven leuk. Dit komt natuurlijk door de eenvoud van de tekeningen, de vrolijke kleuren die gebruikt worden en doordat het op rijm geschreven is. Dit maakt, dat kinderen de tekst snel kennen en kunnen aanvullen. Kinderen houden van herhaling en deze boekjes werden en worden eindeloos gelezen. Net als Jip en Janneke. Ook zo tijdloos. Ondanks de verouderde taal hangen kleuters nog steeds aan je lippen als je hen de avonturen voorleest van de twee buurkinderen. De overeenkomst tussen Nijntje en Jip en Janneke is de simpelheid. Het dagelijks leven. Geen gecompliceerde toestanden.

Aan Lieke, mijn kleine nichtje, las ik ook het boekje voor waarin Nijntje een bezoek brengt aan opa en oma Pluis. Lekker stereotiep! Opa is handig met zijn handen en maakt van hout een mooie step voor Nijntje, terwijl oma een trui breidt. Ondertussen leert ze Nijntje ook even snel breien en het eerste breiwerk van Nijntje is een sjaal voor haar oma. Opa en oma staan ook echt als een opa en oma van vroeger afgebeeld: oma met een zwarte jurk en een gouden ketting met een medaillon als hanger, opa in een donkerblauwe trui met daaroverheen een zwarte tuinbroek. Nu is de familie Pluis niet gezegend met wat voor haardos dan ook, dus opa en oma zijn niet grijs en oma heeft geen knotje.

Nijntje Pluis en Jip en Janneke zijn natuurlijk in een andere tijd geschreven. Toch, als ik met mijn nichtje meekijk naar het populaire programma Zandkasteel, dat gemaakt is door Teleac en bedoeld is als een educatief programma van schooltv.nl erger ik me behoorlijk als ik het filmpje ‘mijn opa en oma’  zie. Zandkasteel is een soort poppenserie en doet een beetje denken aan de Teletubbies, alleen gaat het hier om poppen die op mensen lijken. Ik erger me rot aan de stemmen, de verhaallijn en die stomme poppen, maar ik kan me wel voorstellen dat mijn nichtje het leuk vindt om naar te kijken. In deze aflevering speelt prinses Sassa - in die serie een meisje - dat ze oma is. Onmiddellijk gaat ze krom staan, met haar hand op haar rug als heeft ze verschrikkelijke rugpijn, en praat ze met een bibberig stemmetje. Ook doet ze een hoofddoek om. Haar broertje Toto speelt dat hij opa is en is ook meteen een hoepel met een kraakstem. Waarom? Is dat het beeld wat de programmamakers hebben van de huidige opa’s en oma’s? in hetzelfde filmpje is te zien dat een groep peuters uit een kinderdagverblijf met hun leidsters op bezoek gaan in een bejaardentehuis. ‘Bij opa en oma op bezoek,’  zegt de commentator. Bij opa en oma?! Ja, hallo! Daar zitten bejaarden van dik negentig, dus daar zitten nog wel een paar generaties tussen hoor! De opa’s en oma’s die deze peuters in real life hebben, zijn waarschijnlijk rond de vijftig en zien er heel wat jeugdiger uit dan deze knaldemente oudjes, al dan niet in een rolstoel, die hetzelfde niveau als hun bezoekertjes hebben. Daarom klikt het ook zo goed. De peuters gaan met die demente bejaarden een verftekening maken en zijn trots op het resultaat. Is dat het beeld, dat je kinderen mee wilt geven over wat opa’s en oma’s zijn?

Als ik terugdenk aan mijn eigen jeugd, dan komen mijn oma’s wel een beetje overeen met de oma’s uit Nijntje en Jip en Janneke. Mijn opa’s heb ik nooit gekend. Ik had een ‘oma uit Rotterdam’, die kwam eens per jaar een week bij ons logeren, en ‘oma uit Marknesse’, of eigenlijk gewoon oma, want zij woonde bij ons in het dorp. Zij was een echte oma. Grijs opgestoken haar, keurige ‘japonnen’ - het woord ‘jurk’ werd door haar echt niet gebezigd- en zij breide, haakte, borduurde en naaide, bakte koekjes en deed spelletjes met ons. Halma, Mens-erger-je-niet of Mikado. Als ze bij ons thuis was en ze zag een blote pop slingeren, dan nam ze de pop mee naar huis en een paar dagen later belde ze dan, dat je de pop weer kon komen ophalen. De pop was dan voorzien van een complete garderobe: uit een oude ‘ mantel’ - het woord ‘jas’ gebruikte ze niet- had ze een jasje voor de pop genaaid, de pop had een gehaakt of gebreid truitje aan en van ongebleekte katoen had ze zelfs ondergoed gemaakt, want zonder onderbroek, dat kon natuurlijk niet.

Als ik bij oma was dan maakte ze warme chocolademelk. We bakten dambordkoekjes en als ik bleef eten, kreeg ik een servet en een messenlegger. Anders werd het handgeborduurde tafelkleed vies. De pannen kwamen nooit op tafel, nee, het eten werd in gebloemde dekschalen opgediend. Oma droeg altijd een japon. Pas als het minstens tien graden onder het vriespunt was, droeg ze een broek. Een keurige, donkerbruine ‘pantalon’. Oma droeg altijd steunkousen. Zij had oma-schoenen, keurige schoenen, soms met van die gaatjes. Een echte oma van de oude stempel.

Toen mijn oudste zoon geboren werd, werden mijn ouders voor het eerst opa en oma. Zij waren toen net zo oud als dat ik nu ben. Of zo jong, kan ik in dit geval beter zeggen. Mijn kinderen zijn erg veel bij opa en oma geweest. Mijn moeder was allesbehalve een oma zoals in Nijntje of in Jip en Janneke. Oma had lang haar, make-up, lange oorbellen en hippe kleding. Mijn ouders hadden een pianozaak, dus oma had ook een baan. Gelukkig woonden ze boven de winkel, dus als er een klant kwam, ging mijn moeder naar beneden en in een pianozaak staan de klanten niet ’s morgens om negen uur al te dringen voor de winkeldeur. Dus het gebeurde ook wel, dat er geen klanten kwamen die dag. Maar goed, oma deed van alles met de kinderen. Maar ze breide niet, liep niet krom van de jicht en had ook geen kraakstem. Koekjes bakken, daar deed ze niet aan. Voorlezen wel. En spelletjes. Deze oma is ook de oma van Lieke van twee. Er zit twintig jaar tussen haar oudste en haar jongste kleinkind. Oma loopt nu tegen de zeventig. Maar nog steeds lijkt ze niets op die stereotiepe oma uit Zandkasteel.

Tegenwoordig is het wat lastiger om te zien wie de ouders of wie de grootouders zijn. Vroeger kregen vrouwen hun eerste kind als ze begin twintig waren. Nu is dat als ze halverwege de dertig zijn. Soms nog ouder. Ik werk in een kinderdagverblijf en heb weleens de blunder begaan om tegen een jongetje waarvan ik de vader nog niet kende te zeggen: “O, wat leuk, komt je opa je ophalen?” De grijze, kalende man bleek de papa te zijn. Ik zie wel meer vaders zo tussen de vijftig en de zestig jaar. Maar ik zie het ook andersom. Een hippe dame die de oma van het kind in kwestie blijkt te zijn. Tegenwoordig vraag ik maar aan het kind: “Wie is dat?” Dan zit ik altijd veilig.

Programmamakers moeten eens stoppen met al die stereotypen. Zij doen dit voor de herkenbaarheid, maar dan zullen ze hun maatstaven toch een paar generaties moeten opschuiven. Oma’s van nu hebben geen grijze knot, opa’s van nu lopen niet krom van de jicht met een wandelstok. En ook zijn ze absoluut modern. Het wordt tijd dat die programmamakers hun ouderwetse ideeën eens flink gaan bijstellen!