Hemelse piepers

December 1944

‘Alleen degene die de boer heeft laten vallen hè?’ vraagt zijn moeder tegen beter weten in. ‘Ja mama, ik weet dat ik ze niet mag opgraven’, antwoordt Aadje terwijl hij naar de schuur rent. Tien seconden later fietst hij de ijzige kou in alsof zijn leven ervan afhangt. En dat is ook zo. Er staan mensenlevens op het spel!

Ruim een uur later slingert Aadje het erf weer op. Aan zijn stuur bungelen twee jutezakken vol met aardappelen. ‘Die boer is wel slordig hoor; hij heeft er weer een heleboel laten vallen,’ zegt hij hijgend, terwijl hij trots de buit aan zijn moeder toont.
Moeder kijkt lachend naar Aadjes met modder besmeurde onderarmen: ‘Wat een domme boer.’
Na jaren waarin hij met zijn verstandelijke handicap werd gepest, is dit zijn moment. Hij zal de boeken in gaan als de Held van de Hongerwinter. Jammer dat Aadje de boeken niet kan lezen.

‘Wat eten we vandaag, mama?’
‘We eten vandaag verse piepers.’
Aadje glundert. Moe maar voldaan ploft hij neer op de versleten bank.
Even later veert hij op.
‘En morgen, ma?!’
‘Ook piepers jongen, net als overmorgen.’
Gerustgesteld sluit hij zijn ogen en neemt in gedachten een daverend applaus in ontvangst, terwijl de burgemeester hem een medaille opspeldt voor de getoonde heldenmoed.


1e kerstdag 2010

‘Wat eten we?’ vraagt mijn oom verwachtingsvol.
‘Parelhoen omwikkeld in Pancetta’
‘En wat nog meer?’
Mijn moeder voert zoals gewoonlijk de spanning op.
‘Gegrilde courgette en pastinaak.’
‘Hmm, en verder?’
Jus de veaux.
Nu wordt het ome Aad te veel.
‘Piepers?’
‘Nee, we eten vandaag rijst.’
Zijn ogen verstarren.
‘R-r-rijst?! Wa-waren de piepers op?’
Door angst overmeesterd stoot hij pardoes zijn glas rode wijn omver.

De oorlog heeft zijn sporen nagelaten. Zesenzestig jaar nadat hij ploegend door de halfbevroren akkers trok, heeft het knolgewas nog altijd de hoogste prioriteit. ‘Alles goed?’ is voor ome Aad synoniem voor ‘nog piepers gegeten?’ Mijn moeder schept er genoegen in hem de stuipen op het lijf te jagen, door een week met pasta’s, maaltijdsoepen, pizza’s, oosterse rijstschotels en brood voor te wenden. Ome Aad trapt er altijd in: ‘Morgen toch wel weer piepers, hè?’
Alle groenteboeren in de wijde omtrek weten dat ze Aad moeten vertellen over de goede aardappeloogst, wanneer hij voor hun toonbank staat te wachten. Zijn antwoord is steevast: ‘Oké, gelukkig maar’, voordat hij met lege handen verder loopt naar de plaatselijke snackbar, waar hij eerst een kijkje wil nemen in het voorraadhok, alvorens een extra grote portie patat te verorberen.

Mijn moeder zet de grote schaal met gebakken aardappeltjes midden op tafel.
Ome Aad begint te schudden op zijn stoel: ‘Toch piepers!’
Hij wacht niet af tot het feestmaal gecompleteerd wordt, maar schept onmiddellijk zijn bord vol met z’n lievelingseten. Binnen een mum van tijd is alles achter de kiezen. Terwijl de rest van de familie zich tegoed doet aan de overheerlijke parelhoen en groenten, wrijft ome Aad over zijn volle buik.

‘Er waren toch nog wel meer piepers in de winkel hè?’


1e kerstdag 2011

Ook dit jaar staan er weer aardappels op het menu. Ze hebben echter een nare bijsmaak. Een paar maanden geleden overleed ome Aad. Hij was een bijzondere man. Ik hoop dat er in de hemel nog genoeg piepers zijn.