Neuks

Wat kan ik toch genieten van de geur van versgemaaid gras, van baby’s, de geur van de zee. Alles heeft zijn eigen specifieke geur. Geuren brengen ook herinneringen met zich mee. Zij kunnen je opgewekt stemmen of weemoedig. Neem nou eens de geur van een schoolgebouw: ik weet nog, dat ik ooit tijdens een schoolreünie uitriep: “Het ruikt nog net zo als vroeger!”
Geuren brengen associaties teweeg bij een mens: de versgebakken appeltaart die niet door de aanblik maar door de geur aan oma doet denken. En dan niet alleen aan de taart die je vroeger kreeg bij oma, maar meteen de hele sfeer eromheen. Hoe het huis van oma eruitzag, de keuken, en oma zelf, die daar aan het redderen was.

Toch zijn er veel mensen die niet kunnen ruiken. En daarmee meteen een tweede handicap hebben; zij kunnen ook nauwelijks iets proeven. Het lijkt misschien minder erg dan niet kunnen zien, horen of praten. Het vergt dan ook enig nadenken om te beseffen hoe vervelend het is, en zelfs hoe gevaarlijk, om niet te kunnen ruiken. Brandlucht blijft onopgemerkt, bedorven eten ook, dus gaat het hier om een basaal gevoel van zelfvertrouwen. Je kan immers niet op je eigen waarneming afgaan.
Dat geldt ook voor de persoonlijke hygiëne. Wat is het toch heerlijk om een frisse douche te nemen, een heerlijk ruikende shampoo en doucheschuim, deodorant, parfum, alles bedoeld om je lekker en prettig te voelen. Als je naar zweet ruikt, dan voel je je meestal onprettig. Maar als je het niet eens weet van jezelf hoe je ruikt? Dat moet wel een deuk geven in het zelfvertrouwen van een mens.
Als je niet kunt ruiken wat er op je bord ligt en je proeft alleen maar zout, zoet, bitter en zuur, dan is eten, of het bereiden ervan een bron van frustratie.

Bij seks speelt geur een belangrijke rol bij aantrekkingskracht en opwinding. Daar sta je misschien niet eens bij stil. Soms komen mensen zelfs in een depressie terecht als ze op latere leeftijd, bijvoorbeeld na een behandeling tegen kanker, hun reukvermogen kwijtraken. Hun wereld klopt niet meer, eten smaakt nergens meer naar, en dan pas realiseren mensen zich hoe belangrijk het reukorgaan is.

Een onderschat orgaan, de neus. Als je niet kunt kijken, dan ben je blind. Als je niet kunt horen, dan ben je doof. Als je niet kunt praten, dan ben je doof. Maar hoe heet het dan als je niet kunt ruiken/proeven? En zo ben ik ook op dit onderwerp gekomen. Een goede vriendin van mij kan ook niet ruiken. Zo omschreef ze dit ook. Toen ik een brandlucht waarnam en dit met haar deelde, vertelde ze me: “Ik kan niet ruiken.” Ze voegde eraan toe: “En deze aandoening wordt zó onderschat, dat er niet eens een Nederlandse benaming voor is.”
Dat prikkelde mij en ik ben onmiddellijk gaan zoeken op het internet.

Ik las daar over verschillende vormen van disfunctionerend reukvermogen.
Bij hyposmie gaat het om een gedeeltelijk verlies van het reukvermogen, bij parosmie over een vervorming van het reukvermogen. Ook geen pretje, trouwens. Men ruikt vaak een onplezierige geur zoals iets dat aan het rotten is, terwijl er niets aan de hand is.
Bij phantosmie ruikt men iets terwijl er niets te ruiken is. Onmiddellijk dacht ik aan de benedenbuurvrouw. Zij ruikt constant een brand- of een gaslucht in het trappenhuis en komt dan aan mijn man en mij vragen of wij ook iets ruiken. Soms komt ze ’s nachts zelfs in paniek aan de deur kloppen! De volgende keer zal ik zeggen: “Je hebt gewoon last van phantosmie. Ga maar weer slapen.”
En tenslotte heb je nog presbyosmie, en dat is een afname van het reukvermogen veroorzaakt door ouderdom. Maar ga al die termen maar eens onthouden! De verzamelnaam voor een disfunctionerend reukvermogen is trouwens anosmie. Niet (goed) kunnen ruiken en proeven. En dat niet kunnen proeven is een gevolg van niet kunnen ruiken. Hetzelfde verhaal als met doofstom. Als gevolg van het doof zijn, kunnen mensen niet of nauwelijks praten. Ik kende de term anosmie niet.
Want, wat bén je als je anosmie hebt? Eigenlijk bestaat daar geen ‘gewone’ benaming voor. Je bént blind, je bént doof, maar als je niet kunt ruiken dan bén je….? Ik ben eens op onderzoek uitgegaan op internet, en daar las ik wel wat voorstellen van mensen die hoopten om in de Dikke Van Dale te komen met hun ontdekking. Zo las ik de naam ‘noos’. Dit woord is al in 1998 bedacht, maar heeft het nooit ver geschopt. De broer van een collega van mij leidt aan de aandoening, en noemt het zelf ‘sneuf.’ Niet kunnen ruiken, snuffelen met de neus.
Ik heb een nieuw woord bedacht: neuks. Een samentrekking van ‘neus’ en ‘niks.’

Joke Boon schreef een boek over deze aandoening: “Het mysterie van de reuk.” Ik vind het ongelooflijk, dat er zo weinig bekend is over anosmie. Zoals Joke Boon ook zegt: “Er is niet eens een Nederlands woord voor mensen die niet kunnen ruiken. We hebben ook geen idee om hoeveel mensen het gaat: schattingen variëren van 250.000 tot 800.000 mensen. En op het consultatiebureau wordt er wel op gelet of alles in orde is met het gezichtsvermogen en het gehoor van de baby’s en of de motoriek zich goed ontwikkelt, maar aan de reuk denkt niemand.” Erg origineel zijn de reacties meestal niet als Joke Boon vertelt dat ze niet kan ruiken. “Mensen weten eerst niet wat ze moeten zeggen, ze kunnen zich er weinig bij voorstellen. Maar dan volgt vaak de opmerking: fijn voor je, dan heb je tenminste geen last van vieze luchtjes.” Ze is niet bepaald het type dat zich slachtoffer voelt, maar toch doet zo’n opmerking iedere keer weer pijn. “Niemand haalt het in zijn hoofd om tegen een blinde te zeggen: mooi dat je lelijke mensen niet kan zien. Of tegen een dove: prettig dat je geen valse klanken hoeft te horen. Niet kunnen ruiken betekent dat je ook veel minder kunt proeven. Je mist dus bijna twee zintuigen. En dat heeft veel meer impact dan de meeste mensen denken.”
Paradoxaal genoeg stelt ze daardoor alles in het werk om ervoor te zorgen dat iemand anders haar wel lekker vindt ruiken. In haar onlangs verschenen boek ’Het mysterie van de reuk’ schrijft Boon: „Ik ben altijd bang dat ik naar zweet ruik. Ik douche minimaal eenmaal, maar regelmatig ook vaker op een dag. Er is een periode geweest dat ik zowel meerdere keren op een dag douchte als schone kleren aantrok. Het besef dat mensen die wel kunnen ruiken dat helemaal niet doen, bracht voor mij hierin enige balans.”
Iedereen kan in principe in elke fase van het leven een reukstoornis krijgen. Soms van tijdelijke aard, soms permanent. Het kan veroorzaakt worden door hoofdletsel, een virus (zoals bij een eenvoudige griep) of als je te vaak aan chemicaliën wordt blootgesteld, zoals schoonmaakmiddelen. Ook bij het ouder worden vermindert het reukvermogen. Op zich logisch. Oudere mensen worden vaak ook slechthorend of slechtziend, dat zal niemand verbazen. Maar nu snap ik ook beter waarom oude mensen weinig trek in eten hebben. Hun belangrijkste zintuig waar het eten betreft is min of meer uitgeschakeld.
Neuks dus. Het zou toch voor deze groep mensen in elk geval een erkenning zijn als er een Nederlands woord komt voor hun aandoening? Als je aan je tante die op bezoek komt vraagt: “Wat vind je van mijn nieuwe parfum?” dat ze gewoon kan antwoorden met: “Kind, dat moet je mij niet vragen. Ik ben neuks.”  En mochten de lezers een beter woord weten, dan hou ik mij van harte aanbevolen.
Nu ik mijn neus in de zaken van neukse mensen heb gestoken, wil ik het afmaken ook!