Requiem voor een kroeg
Of de smaak van de eerste tongzoen. Zoiets smerigs had ik nog nooit meegemaakt. Het gebeurde plotseling buiten met het meisje dat ik niet eens echt zag zitten. "Maak me volwassen," was het enige dat ik kon uitbrengen in de vrieskoude van december 1995. Toen ik me parmantig van haar afkeerde om terug naar binnen te lopen, rilde mijn hele lichaam. Mijn vrienden zaten al zeker een kwartier binnen op uitgebreid verslag te wachten. Een andere keer zag ik door het venster van mijn huis het meisje van wie ik écht hield iemand anders volwassen maken. Het gebeurde hier iedereen wel eens. Het bier steeg naar je hoofd; alles kwam goed. Na enkele uren stond je met een man arm in arm te zingen. Wat kon ons de rest nog schelen nu het drie uur in de nacht was.
Lantaarn palen schijnen, een toverlicht op straat.
De underdog vond er zijn kennel. De man met de hoed zat steevast aan het eerste tafeltje bij de deur. Hij hield er vele meningen op na. Één voor één vuurde hij ze af op niemand die het hoorde wilde. Bij een kaars, aan de bar, zat de eeuwige eenzame. Hij leek gelukkig met wat hij had. Met helemaal niets. Een foto van zijn overleden vrouw brandde al die jaren in z'n portemonnee. Heel af en toe, wanneer de avond langzaam verstreek en de laatste gasten hun schade aan de huismeester betaalden, de alcohol-nevel rond zijn droeve staalblauwe ogen een schaduw van hemzelf begon af te tekenen, keek hij nog eens naar de foto. Ooit was die vrouw op de foto ook hier regelmatig te gast. De laatste keer dat ze er kwam, kreeg hij ruzie met haar. Hij liet haar alleen naar huis gaan. Onderweg werd ze geschept door een dronken vrachwagenchauffeur. Schuldgevoelens stapelden zich bij hem op, elke dag weer. Hij ging jaren gebukt onder zware huilbuien en gevoelens van spijt. Iedereen zag z'n betraande gezicht, de wallen onder z'n ogen die verraadden dat hij zelden sliep. Maar wat kon het hem schelen, nu het drie uur in de nacht was.
Een kerklok in de verte die vroeg zijn uren slaat.
De jeugd vond haar eerste liefde. Jonge meisjes zoenden ervaren mannen. Stuntelig tegen de rand van de bar, de tijd vergeten. Moeders lagen onrustig thuis in bed te woelen. Ze hadden al lang thuis moeten zijn. Maar jonge meisjes willen niet naar huis. De volgende dag huisarrest. Twee weken lang zag je ze niet meer in het huis. En dan opeens, wanneer je het niet verwachtte, waren ze er weer. Ze trokken zich niets aan van alle waarschuwingen die ze al twee weken te horen kregen van hun opvoeders. Want wat kon het ze nog schelen, nu het drie uur in de nacht was?
En niemand die zich druk maakt over wat er komen gaat.
We lieten ons huis in de steek. Vergaten de opvoeding die we er genoten. Geen ouder die ons bij kon bijbrengen wat we daar allemaal zagen, voelden en proefden. Soms een delirium nabij, maar altijd met de nodige nazorg. Door een vriend die je even hielp naar de plee. We gingen elders genieten. Treuren soms. De underdog vond zijn bot via het internet. Al twee jaar gelukkig samen. In een ander huis. Met dezelfde warme kachel, maar zonder al die heerlijke verschillende mensen. Maar met zichzelf en een nieuwe kans. De kussende meisjes vind je nu misschien in de Gouden Gids. Ze zijn voor zichzelf begonnen. Ze hoeven niemand meer te zoenen om in zichzelf te geloven. En ik? Ik zit al jaren in een verkeerde kroeg...
Je zou haast nog geloven dat dit sprookje nog bestaat.
*Het schuingedrukte zijn teksten van Oud West -Lantaarnpalen.