Word leraar zeiden ze (1)
Zo'n dame wil ik ook.
Dus zo kwam het dat ik me opgaf bij de pabo. Eerst meldde ik me bij www.pabo.nl. Ik was aangenaam verrast door de erotische uitstraling die het HBO tegenwoordig kennelijk nodig heeft om studenten te werven. Sex sells, ik begrijp het wel hoor.
Maar 100% gebruiksvriendelijk was de site toch niet, want je kon je nergens inschrijven. Wel kon ik een welkomstpakket krijgen met studiebenodigdheden, zoals een set Japanse knikkers, een geitenoog en een eetbare onderbroek. Wat is er geworden van geodriehoek en rekenlineaal?
Via een hoop gegoogle kwam ik dan toch op een site van de informatiebeheergroep, die overigens een veel saaiere interface had dan de pabo zelf, maar ik kon tenminste iets downloaden, uitdraaien en terugfaxen.
Strak is dat toch. Iets op het net zetten, er dan papier van laten maken met behulp van een printer, dat met behulp van een faxmachine weer in piepjes vertalen zodat het in Groningen weer in papier verandert, waar iemand het in gaat tijpen zodat ik in een computer terecht kom. Misschien kan ik de volgende keer mijn adresgegevens in Playdoh laten uitharden en komen brengen? Ik heb een auto, dus...
De informatiebeheergroep. Waarom heeft Pim Fortuyn destijds de naam van die toko niet gewijzigd in iets dat minder Oostduits klinkt? Bij informatiebeheergroep denk je immers onmiddellijk aan meters kettingpapier, dat onherroepelijk vastloopt in kamerbrede printers, terwijl druk schreeuwende commiezen in grijze pakken zich de haren uit het hoofd rukken: alle informatie naar de Gossiemijnen! Het beheer wordt onbeheersbaar! De groep loopt in de soep!
Er ging dan ook van alles mis in het inschrijfproces, waar ik later misschien nog wel eens op terugkom.
Maar vandaag mocht ik dan toch voor het eerst naar de pabo.
Dat is niet meegevallen. Het hoger beroepsonderwijs speelt zich kennelijk af in sick buildings, die schielijk door hun huurders zijn verlaten, nog even als daklozencentrum in gebruik zijn geweest, toen gekraakt en gewelddadig ontruimd, en nu dan dienen om de studenten hun ding te leren. We zaten met zijn zeventienen in een vergaderzaaltje van 7 vierkante meter, de ramen konden niet open en de lucht was op. Coaching.
Na deze eerste les volgden we de juf (lees: coach) naar de overkant van de straat, een lokaal met allerlei stopcontacten en enge kabels: pas in het tweede jaar krijgen we elektriciteit, staat in de studiegids, maar het lokaal staat gelukkig al klaar. Er kon een raaaaaaam open, en wij laafden ons aan het verkeerslawaai van de Wibautstraat.
Ik keek naar de juf (nu coach af en gewoon weer juf) en bedacht me dat het baantje als hbo-docent geen pretje was als je een bord hebt dat niet op een neer kan. Ze schreef dingen steeds lager op en moest daarbij steeds dieper door de knieën, zodat we op het laatst les kregen van kabouter Piggelmee.
Om me heen zag ik allerlei aantekeningen gemaakt worden. Ik nam me voor aan die bespottelijke gewoonte niet mee te doen: als ze willen dat ik bepaalde info nog eens teruglees, dan delen ze het maar gewoon uit. Ik gebruik een pen eigenlijk alleen nog om formulieren die de Informatiebeheergroep mij faxt mee in te vullen, en om ansichtkaarten van zwerfpoezen op een Grieks eiland te voorzien van de tekst: 'Heerlijk hier, tot snel!'
Maar gelukkig voor Pinkelientje kwam er - zoals aan alles - ook een eind aan deze les, en we liepen naar het volgende lokaal, verbazend genoeg in hetzelfde gebouw. Nadat iedereen braaf was gaan zitten en de klas zat te wachten op de dingen die komen gingen, gebeurde er een hele tijd niets.
Er gebeurde (een hele tijd) niets.
Mijn buurmeisje vroeg wat we eigenlijk hadden. Ze was nogal mooi, dus ik bloosde. Ook al zo'n ouderwetse gewaarwording, moeten blozen omdat een klasgenootje je wat vraagt.
Ik sloeg mijn agenda op - speciaal voor mijn studie had ik een SVH schoolagenda gekocht, die ik overigens een week later alweer kwijt zou zijn. Er stond: 'Montessorimaterialen'.
"We hebben Montessorimaterialen," zei ik tegen het mooie meisje.
"Oh. En wie geeft dat dan?"
Ik haalde mijn schouders op. Ik voelde me een beetje Harry Potter op zijn eerste dag in Zweinstein.
"Staat er niet bij."
"Mm."
Een tijdje gebeurde er weer niets. Althans, niet in ons klaslokaal waar we Montessorimaterialen zouden krijgen. Misschien ontplofte er op dat moment wel een Palestijn in Jeruzalem, omdat hij dacht dat er twintig maagden op hem wachtten aan gene zijde, wisten wij veel. Maar bij ons in het lokaal gebeurde er dus eigenlijk niets.
Maar na nog een tijdje gebeurde er wel iets: de andere mannelijke zij-instromer in het gezelschap liep redelijk macho weg.
"Ik ga wel even vragen," deelde hij de klas over zijn schouder mee.
Waarom heb ik dat nou niet? Ik bedoel, mijn bijballen kunnen toch ook een stofje naar mijn hersenen sturen waardoor ik als stoere krijger opsta en 'wel even ga vragen'?
Ik dacht hier mistroostig over na, en werd er niet vrolijker van dat de waarheid was dat ik niet wist wat ik moest vragen en ook niet aan wie. Als een politieman mij staande houdt en vraagt: en wat zijn wij van plan, dan moet ik hem meestal het antwoord schuldig blijven. Als zo'n pluisje van een paardebloem in mei beweeg ik mij door het leven, nee, beweegt het leven mij voort. Ik ga de deur uit om een bos bloemen voor mijn moeder te kopen, die ik later die dag denk te gaan bezoeken, maar ik kom terug met twee wit-blauwe klompjes aan een sleutelhanger, omdat ik de bus heb genomen naar Marken-Volendam, voor maar 24 euro inclusief versnapering. Geen kaart, geen plan, geen gids, zoals de Tröckener Kecks zingen.
Zongen, want de Kecks zijn uitelkaar. Het andere grote verdriet in mijn leven.
"Waarom huil je?"
Ik schrok. Maar inderdaad, er lag een traan op tafel en een tweede biggelde over mijn wang.
Ik keek het mooie meisje naast me aan. Ze keek bezorgd. Ik zou mijn hoofd op haar schoot willen vleien, en schreien tot de morgenstond en alles willen vertellen en ze zou het zout van mijn tranen proeven en misschien zou een en ander dan uitdraaien op anale seks.
Maar voor ik antwoord kon geven was de macho terug.
"We moeten zelf oefenen," zei hij. "Er is geen docent bij dit vak."
Binnen vijf minuten was het lokaal leeg. Ook het mooie meisje was weg. Ik was alleen, alleen met mijn verdriet. (Bedenk hier zelf een triest muziekje bij.)
(wordt vervolgd)