Column: Urban Warfare

Vlak achter me loopt een Nepalees jongentje van 10 jaar, niets om bang voor te zijn, maar hier in Kathmandu is iedereen een potentieel verkoper en ben ik een wandelend dollarbiljet. Ik voel dat hij me volgt en stop even om te frunniken aan mijn veters. Hij doorziet mijn afleidingsmanouvre, maar moet doorlopen om zelf niet op te vallen. Wanneer hij vijf meter verder is loop ik verder maar zijn snelheid is inmiddels tweemaal zo langzaam als voorheen, waardoor ik bij de kruising bijna op zijn hielen sta. Hij kijkt sluw over zijn schouders om te zien waar ik heen zal lopen, om me in die straat aan te gaan spreken. Ik loop rechtdoor, hij versnelt de pas, denkend dat hij het weet en opnieuw pogend niet op te vallen. Wanneer hij niet meer terug kan zonder zijn cover te verliezen kijk ik plots naar links, zie iets totaal oninteressants en loop er heen, een beteuterd gezicht in mijn ooghoeken achterlatend. Veels te makkelijk, maar om negen uur 's ochtends een goed begin van de strijd.

Toch was linksaf slaan geen slecht idee want tussen de vele Tibetaanse prullaria die ongetwijfeld met veel zweet zijn gemaakt valt mijn oog op een spelletje. Tijgers en geiten blijkt een nationaal spel te zijn dat ik in mijn twee maanden in Nepal nog niet gezien heb. Ik laat me gewillig de spelregels uitleggen en hoor geduldig aan dat ik als eerste klant een goede prijs mag verwachten. Ik besluit het te onthouden aangezien ik allang geleerd heb dat je nooit iets moet kopen als je niet minstens bij drie andere winkeltjes bent geweest om daar te onderhandelen. Prijzen varieren van 1 euro tot 10 euro en uiteindelijk is het het openingsbod dat de onwetende toerist de nek omdoet. Ook al ga je ervan uit dat je op de helft moet uitkomen dan blijkt later dat dat alsnog 10 keer zoveel is dan de normale prijs. Die ene euro meer of minder zal me echt geen pijn doen maar het is oorlog hier, en de met vakantiegeld gewapende toeristen staan lijnrecht tegenover de geslepen zakkenvullers die al jarenlange guerilla ervaring hebben. Ze ruiken je angst om gierig te zijn, ze voelen je sympathie voor hun armoede en zien de lonkende blik in je ogen die alles wel wil kopen voor dergelijke prijzen, een euro meer of minder is op vakantie geen probleem. Zonder slot op je portemmonee ben je hier hondenvoer, zonder inzicht rijp voor de eeuwige koopjesjagervelden; het Wauwhalla.

Een paar honderd meter verder loop ik binnen in dat wat ooit de keizerlijke binnenplaats was in de oude tempels van Patan Durbar Square. Er is niemand binnen en heel even sta ik stil in de warme ochtendzon, me verwonderend over dit ongebruikelijke tafereel. De laatste keer dat ik hier was stond de binnenplaats vol met gidsen die hun standaard niet verstaanbare Engels aan de Japanse en Westerse toeristen probeerden te verkopen. Standaard, aangezien hun Engels niet verder gaat dan hun uit de kop geleerde uitleg en bij een wedervraag van de toerist het volgende beeldje toch ineens wel heel bijzonder wordt. Eén vroege vogel heeft me echter ontdekt en komt meteen naast me staan om me uit te leggen dat hier geiten en buffalo's werden geslacht. De vierentachtig kamasutra standen die in het houtwerk zijn uitgesneden waren bedoeld om de veel te vroeg getrouwde kinderen uit te leggen hoe ze hun eigen kinderen moesten maken. Thank God voor sexuele voorlichting op het internet.

Ik weet dat ik de gids even moet aanhoren, hij zal niet meteen geld vragen maar me proberen te interesseren voor de volgende toeristische attractie. Wanneer ik hem meteen afkap zal hij uitgebreid ingaan op het feit dat hij helemaal geen geld wil, aardig wil zijn, ik een hele toffe jongen ben en hij me graag gratis wil rondleiden (vergeet de fooi niet). Wacht ik te lang dan ben ik sowieso het haasje aangezien ze dan echt bloed ruiken en zoals de normale zuigers hier, enkel loslaten wanneer je een brandende sigaret in hun lijf drukt. Het moment dat een andere toerist komt binnenlopen die er veel welwillender uitziet, zonnehoed, fotocamera en grijs haar zijn drie garanties voor een enkeltje oplichting, lijkt de juiste om van hem af te komen. Zijn ogen gaan steeds even opzij en ik besluit hem uit zijn lijden te verlossen, aangevend dat ik hier allang geweest ben en enkel op weg was naar het parkje achter de binnenplaats. Geen gezichtverlies, snel vertrekt hij naar de Duitse bejaarde. Het is opnieuw te makkelijk maar ik kan niet anders dan denken dat dat haar zal leren.

Het parkje ligt verborgen achter een heel klein deurtje dat enkel gezien wordt als de binnenplaats druk is en mensen uit nieuwsgierigheid andere mensen volgen. Zo heb ik dit met gras en onkruid overwoekerende juweeltje, ook ontdekt. Toen was het al rustig, nu is het verlaten, de toeristen kunnen het niet vinden en de Nepalezen moeten werken. Een ooit keizerlijk bad, dat nu droog staat is het meest opvallende aan deze vervallen tuin. De afgebladderde stenen vormen een schril contrast met de stralende groene bomen die het decor versieren. De trotse leeuwen hebben de plaats niet kunnen beschermen tegen de tand des tijds, net zoals de duizenden andere leeuwen, olifanten en apen Kathmandu niet hebben kunnen beschermen tegen de nieuwe tijdsgeest. Geld wappert fier in de top van het nieuwe koninklijke paleis en alle kleine winkeltjes die eromheen liggen, maar de oude glorie neemt er geen deel aan. Het is één richtingsverkeer als de religieuze mensen buigen voor de gevallen tempels en beelden zonder gezichten, maar niet begrijpen dat geitebloed en goede bedoelingen de woonplaats van de goden niet bewaard voor erosie en nalatigheid. Een geërodeerde penis van Shiva waaruit ooit goddelijk vruchtbaar water stroomde, wordt parmantig bewandeld en vakkundig ondergescheten door de vele duiven die de plaats hebben ingenomen van de gevluchte goden.


En terwijl om mij heen hevig wordt geschoten en de oorlog om de verdeling van het geld in alle hevigheid bezig is bedenk ik me dat ik tussen de overblijfselen van een vorig slagveld zit. Een bloedige oorlog tussen goden en geld wiens uitkomst nooit ter discussie heeft gestaan.