Dark Souls-dagboek deel #3
Deel #2 van het dagboek:
Lief dagboek,
Ik ben in een donkere stemming. Frank heeft me mogelijk aangestoken, de arme jongen zit alleen maar te piekeren sinds Linda hem dumpte voor een ander. Mwah, zo empathisch ben ik niet. Sterker nog, ik geniet stiekem van zijn leed. Neen, mijn pijn wordt toegebracht door Dark Souls. FROMs game zit zich op dezelfde manier van mij te voeden als ik van Frank, het likt zijn vingers af van mijn zoute tranen.
Gigantische bruine eenogige spinnen met vleugels; blauwe draken die elektriciteit spuwen; slungelige slang-soldaten. Dark Souls is bezaaid met fantastisch ontworpen monsters die je fantasie kietelen. Realistisch zijn ze zeer zeker niet, met uitzondering van de muggen die je in het moeras van de ondergrondse Blighttown achtervolgen. Bloedzuigers en het gezoem dat ze dicht bij je oren maken staan hoog in mijn lijst ‘meest irritante geluiden’ – midden tussen zeurende vrouwen en krijsende baby’s.
FROM heeft wat dat betreft muskieten goed nagemaakt. Ze zijn een constante en eindeloze plaag. Om de minuut komen er weer twee achter je rug terwijl je met een ander monster vecht. Tuurlijk, ze gaan met één klap dood, maar als je niet oppast kunnen ze flinke schade aanrichten. Muggen geven verder geen souls of items, ze zijn als een rode vlek op je witte muur.
Vluchten gaat ook moeilijk, het moeras versloomt je stappen aanzienlijk. De monsters die achter je aan zitten hebben daar uiteraard geen last van. Dit is nou eenmaal hoe de wereld van Dark Souls werkt: je wordt overal benadeeld. Door goed te observeren, durf en strategisch denken kun je deze obstakels echter overwinnen.
Na 25 uur spelen heeft de wereld van Dark Souls al een onuitwisbare afdruk achtergelaten op mij. Het ziet er niet alleen prachtig uit, maar de variatie is enorm. Mythische bossen, ruïnes vol spoken, kastelen bezaaid met dodelijke vallen, zon overgoten pleinen: het gaat maar door. Je progressie door de wereld is moeilijk te meten, het is niet zoals in Demon's Souls waar levels duidelijk afgebakend zijn.
Het spel verrast je telkens weer door na baasgevechten sleutels vrij te geven die je toegang geven tot onvoorstelbaar grote nieuwe omgevingen, waarin vervolgens wederom nieuwe gebieden verstopt liggen, als een eindeloze matroesjkapop. Ik heb in ieder geval de rand van de wereld nog lang niet weten te bereiken, het voelt alsof je je elleboog probeert te likken.
Je kunt door de naadloos vormgegeven wereld reizen zonder één enkel laadscherm te hoeven zien, alleen bij het sterven word je gedwongen om even te wachten (dus stiekem toch heel vaak). De enige euvels die de immersie af en toe bedreigen zijn van technische aard. Op willekeurige momenten draait de game plotseling op een paar frames lager, dodelijk bij een spel dat extreme precisie bij het vechten vereist. Verder loopt het spel ook soms helemaal vast, de PS3 moet dan weer uit en aan. Je raakt geen progressie kwijt, maar het is wel irritant.
Lief dagboek, de ondergrondse ellende is voorbij. De tweede bel is geluid en ik mag weer naar boven, naar oude kastelen die bewoond worden door zwarte ridders. Ongetwijfeld zal ik als een varken gespietst worden, maar mijn nieuwsgierigheid om meer van deze wereld te zien is meer dan genoeg motivatie om desondanks door te gaan. Uiteindelijk zal ik alle sukkels in Dark Souls spietsen en in de satésaus van mijn wraak dippen.