Verbod en ontbinding politieke partijen moet getoetst door meerdere instanties

Huidig wetsvoorstel met alleen toetsing in één instantie biedt onvoldoende rechtsbescherming, aldus de Raad voor de rechtspraak.

Update 14.30 uur: niet werkende linkjes vervangen

De Raad voor de rechtspraak vindt het verbieden en ontbinden van een politieke partij zo ingrijpend dat niet volstaan kan worden met toetsing door slechts één instantie. Dit biedt een politieke partij onvoldoende rechtsbescherming, stelt de Raad in een maandag gepubliceerd wetgevingsadvies over de 'Wet op de politieke partijen. Het deel van de wet dat gaat over het verbod en ontbinding van politieke partijen vraagt om een grondiger debat, zo adviseert de Raad.

In het wetsvoorstel 'Wet op de politieke partijen' staan verschillende regels over de financiering van politieke partijen en over het mogelijk verbieden en ontbinden van een politieke partij via een procedure bij de Hoge Raad. Dit kan bijvoorbeeld als een partij een ernstige bedreiging vormt voor een of meer grondbeginselen van de democratische rechtsstaat. Ook zou volgens het wetsvoorstel een nieuwe autoriteit in het leven geroepen moeten worden die toezicht gaat houden op het naleven van de regels en verantwoordelijk is voor het uitkeren van de subsidies aan deze partijen. De strafrechter wordt in de wet bevoegd gemaakt om subsidie te ontzeggen als tijdelijke bijkomende straf.

Beoordeling door meerdere instanties nodig
De minister van Binnenlandse Zaken kiest er in dit wetsvoorstel voor om een mogelijk verbod van een politieke partij door één enkele instantie te laten beoordelen, namelijk de Hoge Raad. Dit om zo snel mogelijk uitsluitsel te krijgen over een partijverbod. De Raad voor de rechtspraak vindt dat het voor een zo zwaarwegende en maatschappelijk ingrijpende zaak als het verbieden van een politieke partij, niet voldoende is deze maar door één  instantie te laten beoordelen. Toetsing door slechts één instantie biedt minder rechtsbescherming dan bij een beoordeling in meerdere rechtelijke instanties. Een mogelijkheid tot hoger beroep zou daarom zeer gewenst zijn.

Te algemene en vage gronden partijverbod
Dat heeft er zeker ook mee te maken dat in dit wetsvoorstel de gronden voor een partijverbod tamelijk algemeen en vaag zijn geformuleerd. Dit kan volgens de Raad tot interpretatieverschillen van de wet leiden en tot discussie over wat iets nu wel of niet precies betekent. Voor het functioneren van een democratische rechtsstaat vergt een dusdanig belangrijk onderwerp als een verbod of ontbinding van een politieke partij een grondiger debat.

Ontzegging van subsidie door de strafrechter
Een ander kritiekpunt van de Raad op het wetsvoorstel is dat de bevoegdheid tot ontzegging van subsidie bij de strafrechter wordt neergelegd, zonder dat duidelijk is wanneer dat een passende straf is. Het ontzeggen van subsidie kan feitelijk het einde van een partij betekenen. De Raad kan zich omstandigheden voorstellen waarin dit veel spanning tussen politiek en rechtspraak oplevert. In de Memorie van Toelichting op de wet komt dit spanningsveld onvoldoende tot uiting. Verder vraagt de Raad zich af of niet beter gekozen kan worden voor het ontzeggen van de subsidie door de nieuw op te richten Autoriteit, die ook bevoegd is tot het verlenen van de subsidie.