Vrouwenoverschot in universiteitssteden
In veel gemeenten met een universiteit of hogeschool wonen meer jonge vrouwen (20 tot 25 jaar) dan jonge mannen. In Utrecht zijn 73 mannen op elke 100 vrouwen van deze leeftijd. In Leiden zijn dat er 74, in Maastricht 76. Dat blijkt uit een nieuwe analyse van het CBS.
In Nederland woonden op 1 januari 2018 bijna 1,1 miljoen mensen van 20 tot 25 jaar. Vrouwen zijn licht in de minderheid in deze leeftijdsgroep. Op elke 100 jonge vrouwen zijn er 103 jonge mannen. Jaarlijks worden ongeveer 5 procent meer jongetjes dan meisjes geboren, en deze verhouding is bij twintigers nog terug te zien. Vrouwen worden over het algemeen wel ouder dan mannen. In de totale bevolking vormen zij een kleine meerderheid. Op elke 100 vrouwen zijn 99 mannen.
Mannen blijven langer thuis wonen
Het vrouwenoverschot in de grotere steden en een aantal studentensteden en het mannenoverschot in kleinere gemeenten hangt samen met de jongere leeftijd waarop vrouwen uit huis gaan. Op de leeftijd van 21 jaar woonde begin 2018 55 procent van de vrouwen en 69 procent van de mannen nog thuis. Eerder dit jaar bleek uit onderzoek dat studenten in 2016 later zelfstandig gingen wonen dan in de jaren daarvoor.
Aan de universiteiten in Nederland staan meer vrouwen dan mannen ingeschreven. In het studiejaar 2017/’18 studeerden 94 mannen per 100 vrouwen (alle leeftijden) voltijds aan een universiteit, tien jaar eerder was die verhouding 98 mannen op de 100 vrouwen.
Relatief meeste jonge vrouwen in Utrecht en Leiden
Vooral enkele gemeenten met een universiteit en/of hogeschool kennen een veel hoger aandeel jonge vrouwen dan het landelijk gemiddelde. In Utrecht is het aandeel vrouwen van 20 tot 25 jaar het hoogst. Daar zijn 73 mannen op elke 100 vrouwen van deze leeftijd. In Leiden zijn dat er 74, in Maastricht 76. Ook in Amstelveen en Weesp, waar veel Amsterdamse studenten wonen, zijn relatief veel jonge vrouwen.
Relatief weinig jonge vrouwen op Terschelling en in Delft
Op Terschelling is het aandeel jonge vrouwen veruit het laagst, met 250 mannen per 100 vrouwen, op enige afstand gevolgd door Delft met 170 mannen per 100 vrouwen. Deze scheve verhoudingen hangen waarschijnlijk samen met de aanwezigheid van het Maritiem Instituut op Terschelling en de Technische Universiteit in Delft. Vrouwen kiezen minder voor techniekopleidingen dan mannen. In andere gemeenten met een technische universiteit zijn jonge vrouwen ook in de minderheid: in Eindhoven zijn 126 mannen op 100 vrouwen, in Enschede 124 en in Hengelo 113.
Scheve bevolkingspiramide
In de bevolkingspiramide van Utrecht is het vrouwenoverschot bij de twintigers goed te zien, in die van het kleinere Delft het vrouwentekort nog duidelijker. Bij de hogere leeftijden wordt de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen weer gelijker.
Mannenoverschot in Delft groter geworden
Ondanks de toenemende belangstelling van vrouwen voor technische studies is het mannenoverschot in Delft hoger dan tien jaar geleden. De verhouding steeg van 161 mannen per 100 vrouwen in 2008 naar 170 mannen per 100 vrouwen in 2018. Hetzelfde geldt voor Eindhoven (van 116 naar 126 mannen per 100 vrouwen), maar in Enschede daalde het van 133 naar 124 mannen per 100 vrouwen.
Vergeleken met 2008 zijn de verhoudingen van het aantal mannen en vrouwen in de grote steden niet veel veranderd. In Maastricht wonen nu relatief meer jonge vrouwen dan mannen dan tien jaar eerder. Het aantal mannen per 100 vrouwen is gedaald van 83 in 2008 naar 76 in 2018. Ook in Wageningen wonen nu relatief minder jonge mannen, het aantal mannen per 100 vrouwen nam af van 89 naar 79. In Nijmegen steeg de verhouding van 69 naar 77 mannen per 100 vrouwen.
Vrouwenoverschot in universiteitssteden (Foto: Centraal Bureau voor de Statistiek)