Coffeeshophouder in Thaise cel na vraag OM
Na een verzoek van het Openbaar Ministerie in Breda is een Nederlandse coffeeshophouder in Thailand aangehouden en in een cel gezet. De oprichter van de Grass Company, Jan van L, zit nu al vijf weken met dertig medegevangenen in een cel van 45 vierkante meter. Advocaat Gerard Spong stelt zaterdag in NRC Handelsblad dat justitie Thailand in de waan heeft gebracht met een 'notoire drugsbaron' van doen te hebben.
Het was uitdrukkelijk niet de bedoeling dat Van L., die sinds 2008 in Thailand woont, zou worden opgesloten, stelt het OM in de krant. Er zou alleen een rechtshulpverzoek zijn ingediend waarin werd gevraagd Van L. 'uit te nodigen voor verhoor'. Het OM verdenkt hem van lidmaatschap van een criminele organisatie, hennephandel en witwassen. Bij het verzoek zou zijn aangegeven dat er geen enkele aanwijzing is dat Van L. zich in Thailand schuldig maakt aan drugshandel.
Op grond van de Nederlandse informatie heeft de Thaise justitie volgens het OM zelf een onderzoek ingesteld, waarin Van L. en zijn 35-jarige Thaise vrouw werden aangehouden. Het is niet duidelijk waar de Thaise justitie hen van verdenkt.
De detentie in Thailand is volgens Spong 'de hel op aarde'. Zijn cliënt heeft alleen een schuimrubberen matrasje van zestig centimeter breed. Een van zijn celgenoten lijdt aan open tuberculose en aids. Om zich te wassen krijgt Van L. twee keer per dag een kom water. Medicijnen die zijn voorgeschreven vanwege een hoge bloeddruk heeft hij in de cel nog niet ontvangen.
Het onderzoek van justitie in Nederland loopt al drie jaar. In juli werden op twintig plekken panden doorzocht. In verschillende landen werd voor zo'n twintig miljoen euro beslag gelegd. Het onderzoek richt zich op hennephandel, witwassen, belastingfraude en corruptie.
"Thailand is niets verteld over het onbegrijpelijke en hypocriete Nederlandse coffeeshopbeleid", zegt Spong in de krant. "Gevolg is dat Nederlandse burgers onder mensonterende omstandigheden aan hun lot worden overgelaten." Verder stelt hij dat zijn cliënt al sinds 2011 niks meer met de coffeeshops te maken heeft. Ook is het volgens hem al tijden niet meer gebruikelijk om coffeeshophouders die strafrechtelijk worden vervolgd in voorlopige hechtenis te nemen.