Het sportmoment van ziggyziggyziggy

Vanaf deze week vind je elke week de nieuwe serie "Het Sportmoment van...". Elke keer vertelt een ander crewlid van FOK!sport wat hun ultieme sportmoment is. De serie wordt afgetrapt door ziggyziggyziggy.

"Als Formule-1-fanaat komt mijn sportmoment natuurlijk uit de koningsklasse van de autosport. Er zijn veel gedenkwaardige momenten te bedenken, maar het raceweekend dat het meest indruk op mij heeft gemaakt, was helaas ook het grootste dieptepunt van de Formule 1 van de afgelopen vijfentwintig jaar: de Grand Prix van San Marino in 1994.

Ik was zeventien jaar oud, woonde nog thuis en keek pas een paar jaar naar de Formule 1. In een tijd waarin ik nog geen internet had, en waarbij ik het belangrijkste autosportnieuws uit het lokale dagblad en van de teleteksten van televisiezenders moest halen, raakte ik maar langzaam ingeburgerd in die vreemde wereld van snelle auto's, opwindende races en onbegrijpelijke regels. Namen als Häkkinen, Schumacher en Patrese kende ik slechts als namen in de uitslag, nog nauwelijks als coureurs met een gezicht en een eigen rijstijl.

Eén naam kende ik echter des te beter: Ayrton Senna da Silva. In 1993 was ik juichend op de bank gesprongen toen hij zijn thuisrace won omdat Prost in een onweersbui van de baan gleed en met diepe waardering had ik gezien hoe hij de race op Donington Park won na in de eerste ronde een half dozijn coureurs te hebben ingehaald op een natte baan. Veel wist ik nog niet van alle politiek en geschiedenis van de Formule 1, maar van één ding was ik overtuigd: Senna was de beste coureur. Hij zou in mijn verbeelding nog tientallen keren wereldkampioen worden en altijd alle coureurs verslaan. Wist ik veel dat het anders kon lopen, ik had nog nooit een coureur live op televisie letterlijk een doodsklap zien maken.

Ik werd op Koninginnedag van 1994 ruw uit die jongensdroom verstoord. Ik zag een mij totaal onbekende auto op topsnelheid van de baan vliegen, de muur in smakken en op het asfalt tot stilstand komen, het hoofd van de coureur hulpeloos op de cockpitrand liggend. Mijn familie vroeg of ik meeging naar het centrum van de stad waar ik woonde, om de plaatselijke rommelmarkt te bezoeken, maar sloeg het aanbod voor dit jaarlijkse hoogtepunt af. Ik bleef in ongeloof kijken hoe Senna in afschuw de beelden van de crashende Ratzenberger zag en las een uurtje later op de teletekst van Rai Uno dat de coureur was omgekomen.

Ik was ontzet. In die mooie, opwindende, maar altijd schijnbaar veilige wereld die ik niet lang daarvoor had ontdekt, was het onmogelijke gebeurd. Ik geloof dat ik de rest van de middag continu heb gezapt, tevergeefs op zoek naar een nieuwsbericht of een teletekstpagina waarop zou staan dat in de Formule 1 niemand was omgekomen, dat zoiets onmogelijk zou zijn.

Ik was nog steeds ontdaan toen ik op zondag de race ging kijken. Er was een startcrash, zoals wel vaker gebeurt en de betrokken coureurs stapten zonder kleerscheuren uit hun bolides. Een stukje zekerheid kwam weer terug: zie je wel, in de Formule 1 overleeft iedereen altijd alles. Amper een kwartier later kreeg mijn zelfbedachte utopie opnieuw een zware slag, ditmaal een definitieve. Ik zag een Williams een betonnen muur invliegen, ik hoorde Olav Mol schreeuwen "Mijn god, wat gebeurt hier allemaal?". Ik zag dokters en marshalls het lichaam met de gele helm uit de auto bevrijden, ik zag de helikopter op de baan landen en weer opstijgen.

Ik weet niet meer precies wat ik daarna heb gedaan. Ik kan me de rest van de race niet herinneren, ik denk dat ik de rest van de wedstrijd heb gemist, op alle teleteksten naarstig zoekend naar nieuws over Mijn Held. Langzaam druppelden berichten binnen over de conditie van Senna, berichten die steeds grimmiger werden. Om zes uur hoorde ik in het nieuws dat Senna dood was.

Formule 1 is sindsdien voor mij nooit meer hetzelfde geweest. Sinds die dag in 1994 had ik geen specifieke held meer, er reed geen coureur meer rond die ik als halfgod beschouwde. Die dag in 1994 heeft me in staat gesteld om de sport objectief te bekijken en te volgen. Zonder uitgelezen favoriet leerde ik coureurs te waarderen om hun vaardigheden en hun acties, zonder een rijder te beoordelen op acties die mijn idool uitschakelden. Sommige mannen waren verschrikkelijk goed achter het stuur, sommigen waren het zelfs niet waard om een kart te mogen aftanken. Maar als een briljante geest het in zijn hoofd haalde om een andere coureur van de baan te rammen, was het gewoon een briljante geest die een stomme fout had gemaakt.

Op 1 mei 1994 begon mijn passie voor de Formule 1 pas echt. Ik had geleerd dat iedereen kan falen, dat niemand veilig is voor de machine die hij bestuurt en dat iedere man die met ware doodsverachting in zo'n wagen durft te stappen om driehonderd kilometer lang zo hard mogelijk over een verraderlijk stuk asfalt te scheuren een held is."

Submitter:  Bron: FOK!sport