Olieprijs explodeert door dreiging Israël en dollar
De olieprijs is vandaag door het dak gegaan na de opmerkingen van de vicepremier van Israël dat een aanval op de nucleaire installaties van Iran onvermijdelijk lijkt. Ook de zwakke dollar en verwachtingen van een zakenbank dat de olie binnen een maand 150 dollar kost, stuwden de koers op. Een vat olie kost op dit moment bijna 140 dollar, ruim 10 dollar meer dan gisteren.
Afgelopen week leek de olieprijs wat te corrigeren van de eerdere rallies. Eergisteren kon men een vat olie nog tijdelijk voor 121 dollar op de kop tikken. Maar de dreiging van een Israëlische aanval op Iran zette het zwarte goud onmiddellijk weer op recordhoogte.
Vanmiddag werd het maandelijkse banenrapport van de Verenigde Staten gepresenteerd. De werkloosheid bleek in mei onverwacht tot 5,5 procent te zijn opgelopen, wat op een recessie duidt. De dollar gleed onderuit op dat nieuws en dat gaf op zijn beurt weer opwaartse druk op de olieprijs. Bovendien liet zakenbank Morgan Stanley weten vóór 4 juli, Independence Day, een koers van 150 dollar te verwachten.
Dit alles zorgde voor de sterkste stijging van de olieprijs in een enkele dag ooit. In Amerika gingen de aandelenkoersen gemiddeld drie procent onderuit op de onrust. Aandelen van luchtvaartmaatschappijen verloren in verband met de stijgende kerosinekosten tot wel tien procent van hun waarde.