Liefde voor de leraar
Vandaag mag je liefde tonen voor de leraar. Geef hem of haar een bloemetje. Het is namelijk de dag van de leraar. Negen leraren maken bovendien kans om morgen tot leraar van het jaar te worden gekozen door een vakkundige jury.
Je hoort politici regelmatig tijdens verkiezingstijd brullen dat het onderwijs zeer belangrijk voor ze is, maar tussen 2009 en 2011 is er een enorme stijging te zien geweest van het aantal psychische klachten bij leerkrachten; vooral in het voortgezet onderwijs. Als oorzaak wordt aangegeven dat er een toenemende werkdruk is. Niet omdat de leerlingen lastiger zijn geworden, maar door een belachelijke verantwoordingscultuur. Dat is dan misschien het verschil met vroeger, want leraar is altijd al een zwaar beroep geweest. Daar ben ik van overtuigd.
Ik ging na de lagere school naar de mulo en ook in die tijd was een leraar niet altijd een autoriteit. Ik kan me nog herinneren dat één van de leraren snel zenuwachtig werd van de leerlingen en dan kreeg hij het dopje niet meer op de ballpoint. Zo trilden zijn handen dan. Dat vonden we natuurlijk wel een grappig gezicht, dus we gingen altijd net zolang door tot het weer gebeurde. De man werd dan ook nog wel eens kwaad op een leerling en trok hem dan aan de haren de bank uit. Hij wilde ze echt pijn doen. Bij mij werkte dat niet. Hoe het komt weet ik niet, maar ik voel het gewoon niet als men mij aan de haren trekt. Ik kan me dan ook rustig de haren uit mijn hoofd trekken als ik iets stoms heb gedaan.
Op de tweede mulo waar mijn wanhopige ouders me stalden om te kijken of ik daar wel de tweede klas kon bereiken, was een schoolhoofd dat persoonlijke actie ondernam tegen mijn gespijbel. Ik was nu eenmaal ook als kind een buitenmens en op school ben je binnen. Bovendien had het toch geen zin om op school te zijn, want als je het huiswerk nooit maakte, kreeg je toch geen goede cijfers. De lerares Duits zei dan ook altijd dat ik voor spek en bonen meedeed als ik weer eens wel in de klas was.
Het hoofd van die school dacht dat het een slim plan was om mij persoonlijk thuis af te halen en te dwingen mee te gaan naar school. Dat bleek in de praktijk niet zo’n slim plan. Ik zag hem aankomen op zijn fiets en vluchtte de duinen in. Om daar te komen moest je over het prikkeldraad. Ik was daar snel overheen, want ik was dat gewend. Het schoolhoofd was er echter minder bedreven in en bleef in het prikkeldraad hangen. Ik heb hem niet meer teruggezien. Ik was veertien en mijn ouders vonden het verstandiger dat ik maar ging werken. Dat kon in die tijd makkelijk.
Later begreep ik wel dat wij als leerlingen fout waren geweest. Als puber heb je dat echter niet door. Je weet wel dat je iemand het bloed onder de nagels vandaan haalt, maar je denkt niet aan de consequenties. Er waren natuurlijk ook leerkrachten waar we dat niet bij deden. Die hadden overwicht op ons. Maar of je nu overwicht hebt als leraar of niet, zwaar heb je het altijd. Je moet altijd honderd procent geconcentreerd zijn. Kan dat niet omdat je bijvoorbeeld niet lekker bent, dan hebben die pubers dat meteen door en krijg je het nog zwaarder. Ik heb dat later zelf ondervonden.
Ik was dan wel op mijn veertiende gaan werken, maar toen ik achtentwintig was, heb ik de studie weer opgepakt. Vrijwillig dit keer. Ik had een drukke bandtijd achter de rug en toen ik met het bandleven was gestopt, verveelde ik me en ben maar gaan studeren. Ik had per slot van rekening toen ook een vrouw en twee dochters, dus een beetje meer geld in het maandelijkse laatje was welkom. Ik heb de havo gedaan en ben daarna Duits gaan studeren. Waarom Duits? Ik had de prijs van de Duitse ambassade gewonnen. Die krijg je als je voor je tentamens en examen de hoogste cijfers van Nederland had gehaald. Had die Duitse juffrouw van de mulo dat nog eens kunnen meemaken! Geen spek en bonen voor me, maar een boek over Duitsland. Verder waren er nog een paar vrienden van de avondschool die ook Duits gingen studeren en dat was wel gezellig.
Toen ik de studie had afgerond, dacht ik ineens bij mezelf dat ik nu ook les zou kunnen geven. Dus ik solliciteerde en werd aangenomen op een mavo in Den Haag. Helaas stond die mavo in het Laakkwartier en zaten er veel leerlingen uit de Molenwijk in Den Haag op die school. De Molenwijk en het Laakkwartier zijn karakteristieke oude wijken in de binnenstad van Den Haag, maar er woonden daar veel maatschappelijk zwakke gezinnen en die hebben nu eenmaal niet de makkelijkste kinderen. Ik druk het eufemistisch uit. Daar kunnen die kinderen niets aan doen. Ze hebben te maken met enorme gezins- en buurtproblemen. Toch kun je die kinderen heel goed voor je winnen. Mij lukte dat wel redelijk en ik werd dan ook als leraar niet gepest. Dat wil niet zeggen dat je er dan bent. Ik had namelijk wel een behoorlijk ordeprobleem. Bovendien zaten er nogal wat jongens uit de harde kern van ADO op die school en die waren niet echt makkelijk. Ik heb eens op één dag acht wurgstokjes in beslag genomen.
Ik weet ook nog precies mijn eerste kennismaking met de leerlingen van die school. Het was een derde klas. Achterin zat een meisje. Nou, zeg maar meid. Groot, volslank, breed en vast heel erg sterk. Denk maar even aan ma Tokkie, maar dan jonger. Zij zorgde voor de allereerste woorden in mijn richting: ‘Meneer. Ken ik effe terug naar huis, want ik ben net ongesteld geworden en ik heb niks bij me. Je wilt toch niet dat me kut hier op de vloer gaat lekken?’
Ik was bij de band gelukkig wel wat gewend, maar toch was ik even stil. Ik heb gezegd dat ze maar even naar de conciërge moest gaan om te vragen of hij nog een oude theedoek had en dat ze dan weer snel terug moest komen. Hard gelach in de klas natuurlijk en dat mocht nou juist niet op die school.
Niet alleen dat soort leerlingen was lastig. Ik was zesendertig toen ik les ging geven en er bleken meisjes van zestien en zeventien te zijn die de taal van de liefde liever van me leerden dan de Duitse taal. Het leeftijdsverschil was geen probleem blijkbaar of misschien hadden ze andere belangen. Op een schoolfeest vroeg zo’n meisje ineens aan me: ‘Mag ik eraan likken, meneer?’ Ik weet wel dat ze het vroeg omdat ik een shagje stond te rollen, maar toch. De manier waarop ze het vroeg, was duidelijk genoeg. Ik kan die wiskundeleraar met dat Britse meisje best begrijpen, maar zelf ben ik daar nooit aan begonnen. De duivel kreeg me niet te pakken. Ik was sterker dan Eva en snoepte niet van de verboden vruchten. Alleen waren het in dit geval geen appeltjes maar peertjes.
Je merkt dus wel dat het vak van leraar toen al niet makkelijk was. Ik werd niet eens gepest en was in de vakanties toch gewoon total loss. Ik hoor de mensen nog zeggen: ‘Zo, ben je leraar? Lekker vroeg thuis, lekker lange vakanties. Mooi baantje, zeg.’
Lekker vroeg thuis? Aan mijn hoela. Ik stond te stencilen, want een pc en een printer had je in die tijd nog niet. En er moesten leerlingen nablijven. Bovendien moest ik thuis ook nog eens mijn lessen voorbereiden. En dan praat ik nog niet eens over de bergen correctiewerk. En ook al begon je eerste les om tien voor tien, je moest toch om zeven uur ’s morgens in de lerarenkamer zijn, want er kon eens iemand ziek zijn. Ik ben een nachtmens.
Ik heb woensdagavond ook nog even naar de avond van het onderwijs gekeken. Hoewel de leerlingen en scholen van een ander niveau waren dan die mavo van mij en de lesmethoden veel moderner waren, herkende ik toch nog veel situaties. Denk dus niet dat een leerkracht op een school in een nette stadswijk of in een dorp het makkelijker heeft.
Leraar is geen beroep, maar een roeping. Als het niet je roeping is, wordt het nooit wat. Dat was vroeger zo en dat is nu nog zo, denk ik. Ik was er dan ook snel klaar mee. Niet eens vanwege de leerlingen, maar ik vond er gewoon helemaal niets aan. Het was beslist niet mijn roeping. Maar wat mij betreft is het niet eenmaal per jaar de dag van de leraar, maar iedere dag.