Onthand

IJver zonder verstand, is ijver voor de hand. Dit mocht ik vorige week ervaren. Even snel een trapje nemen op mijn werk en daar lag ik. Onder aan de trap. Handig. Nu heb ik lieve collega's die meteen een handje toestaken. Met hand en tand verzette ik me tegen het idee dat ik naar een dokter zou moeten. Maar het moest wel. Ik had tijdens mijn val mijn hand uitgestoken om de val te breken, en pols en vingers begonnen meteen op te zwellen. Dus belde ik mijn man op, of hij met me naar de huisarts wilde gaan, en hij bleef bepaald niet met de handen in de schoot zitten. Met mijn collega's sloeg hij de handen ineen; hij zou zich over mij ontfermen, mijn collega's zouden mijn taken op zich nemen, al betekende dit wel, dat zij er hun handen aan vol zouden hebben.

Ondertussen zat ik wat witjes op de bank te wachten tot mijn man zou komen. Mijn hand was behoorlijk opgezwollen, maar er zat gelukkig geen gat in mijn hand. Ook zaten mijn handjes niet los. En de val had ook geen bloed onder mijn nagels vandaan gehaald. Mijn man kwam binnen en gaf me een kus. Bezorgd keek hij me aan en nam meteen de touwtjes in handen. "We gaan niet naar de huisarts, maar we gaan meteen naar de spoedeisende hulp. Je kan op tien vingers natellen, dat de dokter toch zal vinden dat er foto's gemaakt moeten worden." Hij nam me bij de gezonde hand en ik bedankte mijn collega's voor hun hulp. "Zij dragen je wel op handen daar," merkte mijn man op toen we eenmaal buiten liepen. "Het zijn collega's om je vingers bij af te likken," antwoordde ik dankbaar. "Maar wat gek, hè? Vanmorgen vroeg zwaaide jij me nog uit, we wierpen elkaar kushandjes toe, en nu, een paar uur later loop ik met een zere hand naast jou, en zijn we op weg naar het ziekenhuis. En wat stom van mij, dat ik niet beter heb opgelet. Wat een stom ongeluk." Hij streek met zijn hand over mijn haren en zei: "Ja, meisje, maar je mag je handen in onschuld wassen. Je hebt het toch niet expres gedaan? Een ongeluk zit nou eenmaal in een klein hoekje."

In het ziekenhuis was het niet zo druk. We waren meteen aan de beurt. "Krijgt u die trouwring nog wel af?" vroeg de verpleegster die het intakegesprek met mij hield, bezorgd. Ik stak haar één vinger toe en ze nam meteen mijn hele hand. "Die ring moet af, je vingers zijn erg opgezwollen." Ik wilde het eerst zelf proberen, want ik had er geen zin in, dat mijn trouwring doorgeknipt zou moeten worden! Met hand en tand verzette ik me tegen dat idee. Nou heb ik niet bepaald twee linkerhanden, dus na veel wrikken, warm water en zeep, kreeg ik het voor mekaar om mijn ring af te krijgen. Het zweet stond op mijn rug, van inspanning en van de pijn, heus, ik zuig het echt niet uit mijn duim.

Er werden foto's gemaakt van mijn hand en pols. Daarna was het weer wachten geblazen. Maar mijn man had nog iets achter de hand: een krant. Ja, die man van mij is goed bij de pinken: hij had al wel verwacht dat we voorlopig aan handen en voeten gebonden zouden zijn in het ziekenhuis, en zo'n krantje kon de wachttijd een beetje aangenamer maken. Handig van hem!

Gelukkig. Mijn hand bleek niet gebroken, maar wel zwaar gekneusd. De dokter die mij dit kwam vertellen schudde mijn linkerhand. "Bent u rechts, of linkshandig?" vroeg hij mij. "Rechts," antwoordde ik. "Dan bent u dubbel gehandicapt. Maar u krijgt er vast vanzelf handigheid in. Voorlopig krijgt u een drukverband en een mitella. Uw hand en pols moeten rust krijgen. Heel onhandig, maar u zal elke handeling met links moeten doen." Ik gaf het maar uit handen. Er viel niets aan te doen. Wat een geluk, dat mijn man thuis werkt, en dat hij mij veel uit handen kan nemen, bedacht ik me. Thuisgekomen strekte ik meteen mijn gezonde hand uit naar de telefoon om mijn baas te bellen. Even verslag uitbrengen. Mijn eigen werk zou ik voorlopig niet kunnen doen, maar ik zou op kantoor wel wat hand- en spandiensten kunnen verrichten. Eerst maar even een paar dagen thuisblijven om mijn hand rust te gunnen, dan zou ik het werk weer wat kunnen opbouwen. En mijn man stelde mij gerust: "Niets aan de hand, ik ga heel goed voor je zorgen."

Mijn handpalm deed veel pijn, en mijn pols ook. Met wat pijnstillers ging ik een paar uur mijn bed in. Toen ik wakker werd, had mijn man lekkere soep gemaakt. "Dat kan je tenminste met één hand eten," lichtte hij toe. Ik werd in de dagen die erop volgde wel steeds handiger, maar bij sommige dingen had ik echt hulp nodig. Maak maar eens een bh vast of los met maar één hand tot je beschikking! Die taak vervulde mijn man met plezier, zonder er misbruik van te maken en handtastelijk te worden. Ik verveelde me niet, maar het was wel lastig dat ik niet kon handwerken, typen ging ook niet, dus de column van vorige week werd ook door mijn schat geschreven, en met links schrijven was ook een onmogelijke opgave; mijn handschrift was onleesbaar.

Nu zijn we een week verder. Eerst zat ik met de handen in het haar, nu kan ik al weer veel zelf. Gisteren ging ik naar mijn huisarts, maar zij gaf me wel te verstaan, dat ik nog een paar weken met een spalk om mijn pols zal moeten lopen. Een mitella hoeft gelukkig niet meer. Ook moet ik oefenen met het bewegen van mijn vingers, het liefst in warm water. Zo kan ik meteen mijn man wat werk uit handen nemen en de afwas doen!

Ik mag mijn handen wel dichtknijpen met zo'n lieve man. Hij draagt mij op handen en heeft mij al die tijd de hand gereikt. Wij zijn altijd twee handen op één buik, maar ook in een week als deze blijft de harmonie gehandhaafd. Het ligt dus voor de hand, dat ik deze column aan hem opdraag. Hij is mijn steun en toeverlaat. De liefde van mijn leven. Voor altijd. Daar steek ik mijn hand voor in het vuur.