In de verleiding

“Koffie?” vraagt de eigenaar van het garagebedrijf terwijl hij naar het koffieapparaat wijst.
Het is erg vroeg in de ochtend. Dat moet ook, want ik heb nog meer te doen vandaag. Heel veel meer. En daarom moet die auto het vooral blijven doen. Anders komen we nergens.
“Lekker”, antwoord ik, “Zwart graag.”
Hij overhandigt me het automatenbrouwsel in een plastic bekertje dat ik onmiddellijk op tafel zet. Heet!
“Heb je het druk?”
“Jazeker”, zeg ik terwijl ik naar de klok kijk, “Daarom ben ik ook zo vroeg. Nog veel te doen vandaag. Het moet ergens mee verdiend worden, hè?”
Ik maak een hoofdbeweging richting showroom waar nieuwe modellen hoogglanzend staan te prijken.
Hij interpreteert mijn verwijzing net iets anders. “Ben je al toe aan een nieuwe dan?”
“Tuurlijk!” roep ik, om tegelijkertijd met een heftige armzwaai mijn eigen bewering onderuit te halen.

Ik ken hem al lang, de garagehouder. Al vijftien jaar verkoopt hij me zo af en toe een auto die ik vervolgens zo nu en dan bij hem aflever voor wat onderhoud. En daarvoor ben ik dus hier. Een grote beurt voor mijn heilige kalfje. Maar een nieuwe? Nee, laten we dat maar even niet doen.
We horen een ringtone. “Ik zie je zo nog wel”, zegt de garagehouder en beent met zijn mobiele telefoon in zijn hand langs me heen. Ik kijk hem na en vang weer een glimp op van de gloednieuwe auto’s. Nog een uur te gaan. Ik ga met mijn rug naar de showroom zitten en haal mijn notitieboek tevoorschijn. 
Er arriveren twee mannen in de wachtruimte. Ze praten luidruchtig, zo luidruchtig dat ik me niet kan concentreren op wat ik aan het doen ben. Het notitieboek gaat met een klap dicht en verdwijnt in mijn tas. Ik probeer nog wat in een krant te bladeren, maar voel me toch te veel. Met een nieuw bekertje koffie in mijn hand loop ik de showroom in.

“Van gedachte veranderd?” hoor ik achter me. Daar is de garagehouder weer. “Nee…” zeg ik gedecideerd, terwijl ik toch naar die ene auto blijf kijken. “Rijdt ie een beetje zuinig?” hoor ik mezelf ineens vragen. De garagehouder lacht en voordat ik het weet zit ik in de auto. Wat zit dat lekker, zeg! “Proefritje maken? Dan haal ik even de sleutel” en weer loopt hij bij me vandaan.

Ik zet mijn handen op tien voor twee op het stuurwiel en beroer met mijn voeten de pedalen. “Hoeveel moet erbij?” roep ik naar de garagehouder die met de sleutel staat te zwaaien. Hij noemt een bedrag en dan gaat het plotseling snel. In mijn hoofd flitsen steeds groter wordende getallen steeds sneller voorbij. Een lichte vlaag van paniek schampt me. Nóg meer financiële verplichtingen. En ik moet de hypotheek nog betalen en de onroerende zaakbelasting en de energierekening en het collegegeld van mijn zoon en die bekeuring van twee weken geleden. Wat doe ik hier eigenlijk? Er moet gewerkt worden, dringend! De sleutel bungelt nog steeds aan de vinger van de garagehouder, maar ik heb iets anders in het vizier. Daar komt de monteur aanlopen met een sleutel die ik herken. Ik gris hem uit zijn hand en been richting balie om de rekening te betalen. Dag garagehouder, dag!

Met een zucht laat ik me in de bestuurdersstoel van mijn eigen autootje zakken, steek de sleutel in het contact en start. Wat moet ik ook met een nieuwe auto, denk ik. Wat moet ik überhaupt met een auto? O ja, heb ik nodig voor mijn werk. En dus werk ik om die auto te kunnen betalen. ‘Waarheen?’ denk ik als ik de afrit naar de wijk waar ik woon nader. ‘Waarvoor?’ denk ik als ik voor mijn deur parkeer. En even heb ik de neiging om opnieuw te starten, het gas in te trappen en weg te rijden, naar de horizon. Naar daar waar de vicieuze cirkel doorbroken kan worden. Maar ja, wie gaat de benzine betalen?