Kroegkind

"Twee cola alsjeblieft.”
De twee blonde vlechten naast mij aan de bar stoppen met wiebelen op de veel te hoge barkruk en draaien zich om naar mij. Twee heldere blauwe oogjes kijken mij aan. “Vrouwen bestellen toch altijd wijn?” zegt ze. “Of moet jij nog rijden met de auto?”
“Ik lust geen wijn”, antwoord ik het kleine fronsende meisje. “Ook geen rode?” vraagt ze me. “Nee.” Ze rekt zich uit zodat ze met haar kleine elleboogje net op de bar kan leunen. “Mannen drinken altijd bier. Net als papa.” “Moet jij niet eens terug naar je papa en mama dan?” Het meisje schudt haar hoofd.

“Waarom heb jij eigenlijk twee cola? Heb je dorst?” vraagt ze me nu. “Ik wacht op mijn vriendje.” Ze kijkt naar buiten. Op het zonnige plein voor de kroeg zitten twee mensen met kinderen, drie verstokte rokers en een hond. Enkele toeristen poseren voor de fontein. “Is hij nog aan het roken?” “Nee, hij is nog onderweg. Ik ben hier een beetje vroeg. Hij komt er zo aan.” Het meisje wiebelt verder op de kruk. Ze maakt vierkantjes door om en om op een van de vier poten te leunen, terwijl haar kleine handjes de toog stevig omklemmen. “Alle meneren drinken bier. Lust hij ook geen bier?” Ik schud mijn hoofd.

Ik kijk ook eens naar buiten, maar mijn vriend is er nog niet. Uit verveling wend ik me tot het meisje. “Kom je hier vaker?” Ze knikt. “Heel vaak.”
“Hoe vaak?” vraag ik. Ze stopt met wiebelen en trekt een denkrimpel te voorschijn. “Wel honderd keer. En ik heb een geheimpje. Kom maar.” Ze laat zich van de barkruk glijden en pakt mijn hand. Ze torst me mee naar een automaat waar chips in zit. “Kijk,” fluistert ze zachtjes, “mooi hè… En als je daar wat in doet”, ze wijst naar de gleuf, “dan komt er hier weer wat uit.” Ik pak wat kleingeld en gooi het in de automaat. “Zo?” Het meisje glundert als ik zeg dat ze er eentje uit mag zoeken. Ze kiest de rode en gaat snel naar buiten om het aan haar ouders te laten zien. Haar moeder wordt boos en de chips wordt direct gedeeld met de andere twee kinderen. Een ervan lijkt sprekend op haar. De ander is duidelijk een eerstehuwelijkskind.

Het meisje keert weer terug met drie chipjes in de hand en geeft me een vettige euro. “Die is van mama,” zegt ze. “Ik mag niet meer bedelen en sorry voor de chips.” Ze wiebelt op haar voetjes en kijkt naar beneden.
“Meisje, jij weet hier heel veel hè.” Ze kijkt op. “Kan je mij nog meer geheimpjes van deze kroeg vertellen?” Haar ogen beginnen te stralen en ze vertelt. “De meneer achter de bar is onze beste vriend. Dat zeggen papa en mama altijd. En altijd als ik vraag of ik een appelsap mag, dan mag het van die meneer. Soms geeft hij ook pinda’s en dan krijg ik heel veel dorst. Hij is heel aardig. Maar niet alle meneren zijn aardig, zegt mama. Ik mag alleen praten met de meneer van de bar. Maar wat ik wel stom vind, is dat ik nooit witte ballen van hem mag. Dat doet hij alleen als papa en mama daarom vragen. Ik snap ook niet waarom het witte ballen heten, want ze zijn altijd heel heet en bruin van buiten en grijs van binnen. Ze zijn helemaal nooit wit.”

Er schiet me iets te binnen. “Bedoel je soms bitterballen?” Ze knikt. “Mijn broer is ook stom. Hij mag er altijd veel meer dan ik. En hij mag ook bier drinken van papa en ik helemaal niet. Bier is voor echte mannen zegt hij dan, maar mijn broer is een jongen, die is echt nog geen man. En als ik mama dan vraag of ik wijn mag, omdat dat voor vrouwen is, dan moet ik niet zeuren. Dat is niet eerlijk.” “Maar appelsap is toch veel lekkerder?” vraag ik. Haar oogjes stralen. “Hihi, ja. Ik heb wel stiekem een keer van mama’s wijn geproefd toen zij naar de wc ging en het smaakte heel vies.” Dan kijkt ze me geschrokken aan. “Maar dat mag je mama niet zeggen hoor, anders wordt ze heel erg boos!”

Ik kijk nog eens naar buiten, maar ik zie mijn vriend nog steeds niet. Op het plein wordt nu een speelplek afgezet voor kinderen. Stepjes, bolderkarren, fietsjes, hoepels en stelten verschijnen een voor een uit een grote kar en de eerste kinderen stormen al op hun favoriete speelgoed af. “Kijk eens daar! Wil jij niet buiten spelen?” Het meisje volgt mijn blik en zucht. “Pfff, daar ben ik al veel te oud voor. Dat is voor kinderen.”
“Nou, ik zou nog wel eens willen steltlopen. Dan ben ik lekker lang en kan ik over iedereen heenkijken.” Ze lacht. “Ja, ik ook! En dan word ik groter dan iedereen! Groter dan jou. En groter dan die lantaarnpaal. En groter dan dat huis! En groter dan de hele wereld!”
“Wil je dan toch naar buiten?” vraag ik hoopvol. Ze schudt haar hoofdje weer. “Vorige zaterdag was het er ook en daarvoor ook en daarvoor ook. Het is saai. En jij bent veel aardiger.”

Het belletje bij de deur klingelt. “Is hij je man?” vraagt het meisje. Ik draai me om en zie mijn vriend staan. Ik knik maar. “En gaan jullie nu zoenen?” Mijn vriend schiet hard in de lach. “Zo kleine meid, ben jij hier ook weer? Ga eens buiten spelen!” Het meisje pakt haar barkruk stevig vast. “Niet. Ik blijf hier. Altijd. En je krijgt me niet meer weg.” Haar ogen flonkeren. Ik zie het niet zo zitten om nog uren met het verveelde kind door te brengen. “Ik zag net dat je broer een bitterbal had. Ga snel naar hem toe, anders is het op!”
“Nietes. Dat heeft hij niet, want de barmeneer heeft nog geen witte ballen gemaakt in de keuken en dat weet ik omdat het dan sist en spettert en dat heb ik nog niet gehoord.”

Mijn vriend knipoogt naar me en zegt tegen het meisje: “Weet je, jij gaat zo heel verlegen worden en dan ren je naar buiten.”
“Nietes!” roept het meisje. “Hoe dan?” vraagt ze dan toch aan mijn vriend.
“Ik ga die mevrouw naast jou veel kusjes geven en dan ren je weg.”
”Nietes!”
Mijn vriend loopt naar me toe en geeft me een kus op de wang. Het meisje kijkt ons wantrouwend aan en mijn vriend geeft me nog een kus. Dan laat ze zich van de barkruk vallen en sprint ze naar buiten. “Zo. Laat dat kind nu weer lekker kind zijn en buiten spelen. Nu ben je weer van mij.”
“Het is toch wel sneu voor dat meisje. Ze hoort gewoon lekker thuis te zitten met haar eigen speelgoed, of met vriendinnetjes in haar straat te spelen.”
“Ik weet het. Maar zeg jij het de ouders?”