Ik wil in Van Dale!

Schrijven vind ik zo leuk dat ik er mijn beroep van heb gemaakt. Mijn opdrachtgevers beloof ik originele teksten in de juiste toonaard, uiteraard in correct Nederlands. Wat is het een mooie taal, dat Nederlands van ons! Levendig, rijk en constant in beweging. Om mijn beloftes waar te maken, ben ik dus wel verplicht om de ontwikkelingen op de voet te volgen. Gelukkig weet ik mij gesteund door een hele rits boekjes in allerlei kleuren: groen, wit en het rode van Renkema. En natuurlijk mijn persoonlijke favoriet: Van Dale. Voor het gemak heb ik mij geabonneerd op de online versie. Met handige zoekfunctie en altijd actueel.

Leuk hoor, zo’n schrijfbaan, ik prijs mezelf gelukkig. Maar die taal ontwikkelt zich natuurlijk niet vanzelf. En daarom stort ik me na gedane arbeid op het leukste spelletje dat er is: taalspelen. Ik ben gek op fonetische notaties, turbotaal, msn-taal, sms-taal  en dialecten. De schrijfwijzer van Renkema staat gebroederlijk naast ‘Mèn Tilbörgs Wôordeboek’, ook rood toevallig. Fuck de germanismen en anglicismen. Het Nederlands kan nog zoveel rijker worden door de subculturen in onze taal. Een beetje fantasie erbij en onze woordenschat houdt gelijke tred met de wereldbevolking.

Soms, als ik weer eens zit te zoeken in mijn geliefde Van Dale, typ ik het zomaar weer eens in: opleuken, toegeschreven aan Kees van Kooten, samen met Wim de Bie een van de grootste taalspelers van onze tijd. Nog altijd prefereer ik zijn bijdrage aan onze taal boven het tegenwoordig zo populaire pimpen. Stiekem vervult het me al jaren met eerbied, maar ook met afgunst. Wat Kees van Kooten bereikte, wil ik ook. Ik wil in Van Dale.

Dat hoeft heus niet met mijn eigen naam hoor, zoals Balkenende en zijn gelijknamige norm. Dat soort zelfbevlekking gaat me te ver. Hoewel, Esthercolumn zou leuk zijn, maar ik zal er mijn adem maar niet op inhouden. Als werkwoord doe ik het ook niet goed. Ik zou niet weten wat je aan het doen bent als je aan het estheren bent. Dat kan van alles zijn waar al een prima woord voor bestaat. Die eer laat ik graag aan anderen over, die met hun gedrag nieuwe definities uitlokken. Paayen bijvoorbeeld, niet te verwarren met het meer gangbare paaien, lijkt me een welkome toevoeging. Zodra voor- en tegenstanders van de naamgeefster een akkoord bereikt hebben over de betekenis, wil ik me best hard maken voor opname in onze nationale spellings-Bijbel.

Ja, ik kan er wat van. Ik heb zelfs een heel rijtje onontbeerlijke toevoegingen. Zo breek ik al sinds mijn kinderen de tienerleeftijd bereikten een lans voor pinautoma. De betekenis zal voor de meeste ouders niet zo moeilijk te raden zijn. Ik heb nog gedacht aan pinautopa, maar op een of ander manier bekt dat toch niet zo lekker. En wat te denken van panda-oogjes? Eén woord om het leed te beschrijven dat mascara en eyeliner, door toedoen van tranen of andere nattigheid, aanrichten rond de ogen van een vrouwspersoon. Compact en efficiënt, dat communiceert pas lekker. Ik twijfelde aan tokkierokkie, maar sinds tokkie de Van Dale haalde, vind ik het een prima woord om alles wat er mis kan zijn met zo’n kledingstuk mee te benoemen. Meer woorden hoef je er niet aan vuil te maken. Goed om te zien trouwens dat auwd zich mag verheugen in een groeiende belangstelling. Naast het traditionele oud zal dat aangeven wie er nu daadwerkelijk lijdt onder zijn jaren, fysiek of mentaal. Doet het trouwens ook leuk in spreekwoorden en gezegden. Zoals de auwden zongen, piepen de jongen. Zegt meteen iets over het niveau van de zang, niet? En voor de vuurwerkstunters onder ons: Auwd en Nieuw.

Van een vreemde heb ik het niet. Mijn ouders waren, ieder op hun manier, ook taalspelers. Mijn moeder zocht het vooral in nieuwe betekenissen van bestaande woorden of gezegden. De term kunststof eethoek, waarmee zij haar kunstgebit betitelde, leeft nog steeds voort, net zoals de aluminium kozijnen, inderdaad: de bril met lichtmetalen montuur. Maar zij maakte zich in haar directe omgeving vooral onsterfelijk door haar dutje na het avondeten te vangen onder de noemer bankzaken doen. Ik voorzie vooral onder ambtenaren een hernieuwde populariteit van deze term.

Mijn vader was van een ander slag. Diep geworteld in het Brabantse, maar telg van een middenstandsfamilie, had hij het dialect allang afgezworen. Wat bleef was een enkel woord, zoals poelekes, waarvan ik de oorsprong in het Tilburgs vermoed, maar wat ik nooit heb kunnen achterhalen. Het is een ontzettend handig twee-­in-­één woord dat handen én voeten betekent, een van de twee of allebei tegelijk. Multifunctioneel dus, zoals ledematen, maar dan voor alleen de uiteinden. En voor mensen die iets kunnen met zowel handen als voeten, zoals Thierry Henry bijvoorbeeld, is het bijbehorende bijvoeglijk naamwoord poelekig natuurlijk het Ei van Columbus.

Maar er is één woord waar ik mijn geld op zou inzetten en dat is echtgenot. Zelf gebruik ik het al jaren met groot genoegen. Een woord met een duidelijke signaalfunctie en daarom hét woord waarmee ik de Van Dale nog dikker zou willen maken. Ongelofelijk wat zo’n o-tje minder kan doen. Ineens zal duidelijk zijn wie er al dan niet een gelukkig huwelijk heeft. Therapeuten, advocaten en koppelaars zullen me dankbaar zijn. Zegt het voort, zegt het voort.