De Eeuwigelaan
Die hebben ze hier, in Bergen. Loopt van Bergen naar Bergen aan Zee en is aan weerszijden voorzien van bomen, strak langs de weg. Die bomen zijn redelijk recht, maar vele ervan hangen een beetje over de weg heen. Zodat vrachtwagens, vooral de hoge beter een beetje op het midden van de weg kunnen rijden, anders is het algauw kaboem. Als er dus een vrachtwagen op je af komt die midden op de weg rijdt hoef je niet te toeteren en te flitsen, die jongen is gewoon goed wakker en jij gaat even aan de kant staan.
Op het strand was het nogal frisjes, ondanks onze winterjassen. Bovendien was het vloed, dus schelpen enzo waren niet te vinden. In de auto dus weer, via Bergen en Schoorl naar Groet en Hargen. In Hargen zocht ik de Hargervaart, waar ik in ’64 in een omgebouwd vrachtschip met kennissen vakantie heb gehouden. We reden door tot Camperduin, keken weer even rond aan zee, maar het was nog steeds koud en vloed. Juist daar begint de Hondsbosse Zeewering, richting Petten en de zee stond helemaal tegen het asfalt aan. De bebouwing ter plaatse is niet zodanig dat ik wil verhuizen, al zouden onze teckeltjes een moord doen voor de mogelijkheid iedere dag langs het strand te mogen raggen. Terug in Hargen hebben we maar eens gevraagd: de vaart blijkt nog te bestaan. Dus effe terug gereden en tadaa, daar was-ie. Het was duidelijk een trigger, allerhande herinneringen bleken diep weggeborgen, maar nog wel degelijk aanwezig. Geinig, 45 jaar later.
Onderweg zagen we ook nog een Guurtjeslaan, ik geloof in Bergen. Ik zou eens een onderzoek moeten instellen naar de achtergrond van rare straatnamen. Zo hebben wij thuis een Ringelpoel en een Slappedel, dat verzin je toch niet?
Dinsdagmorgen zijn we even Alkmaar in gedoken, nog voor tienen, zodat er nog zowat niemand te zien was. Wat ons met name opviel was de zeer geringe breedte van de straatjes. Vroeger waren de grondprijzen binnen de stadsmuren blijkbaar aan de stijve kant dat men straatruimte inruilde voor bebouwing. We hebben na de koffie in de vijftiende-eeuwse Hof van Alkmaar het Kaasmuseum bezocht. Ook daar een trigger, want ik ben groot geworden op een boerderij waar men kaas maakte. Het moment dat men hout en emaille inruilde voor rvs en kunststof zal door de boeren en vooral de boerinnen gekoesterd zijn. Kaasmaken was vrouwenwerk, en mensenkinderen, wat was dat een gesjouw en een gemartel om al die spullen schoon te houden. Ook het boterkarnen ken ik van heel dichtbij. Die boter werd gekarnd van de room die op de wei kwam te liggen. Wei is de dunne restvloeistof die na het kaasmaken overblijft. Deze wei wordt na het afromen aan de varkens gevoerd. En dan herinner ik me vooral de smaak van boter die niet echt grondig van de wei is ontdaan, die is vreselijk. Want die boter is zurig. Daarom heb ik vele jaren margarine op mijn brood gesmeerd, zure boter vond ik niet te pruimen. En ook de geur van zure boter die bij het braden werd gebruikt zou prompt een vegetarische leefwijze uitlokken. Wat me bij het aanschouwen van al die houten emmers en apparaten ook begrijpelijk werd was de ramp die de boer overkwam als hij van komijnenkaas naar gewone kaas overstapte. Komijn is heel fijn zaad en bovendien ontzettend sterk van smaak. Ik kan me nu wel voorstellen wat het inhield om met de toenmalige spullen te zorgen dat nergens meer ook maar 1 korreltje komijn over bleef, want zelfs met zo weinig besmetting was de kaas niet te verkopen. Altijd zat er dan toch een komijnsmaak aan, en dat mocht beslist niet. Je had dan ook komijnkaasboeren en die bleven dat doen, ze moesten wel.
Op de terugweg naar de parkeergarage liepen we hand in hand door een straatje waar achter ieder raam een rood gordijn hing, de meeste nog dicht vanwege het vroege uur. Het Alkmaarse red-light district. Weten we dat ook weer. Zinloze kennis, maar toch.
's Middags even in Egmond aan Zee geweest, op een terras bij een strandtent achter glas een Texelse Bok genuttigd. Op 20 oktober nota bene! Buiten! Morgen naar de Zaanse Schans, misschien de Broeker Veiling en De Rijp. We zien wel. Tot dusverre is het erg fijn. Lekker even helemaal niks moeten. Kostbare uurtjes zijn dat. We komen er nu achter dat we eigenlijk een krankzinnig druk leven hebben. Heel leuk, maar heel druk. Als de gemiddelde dertiger ziet wat het dagelijks leven bij ons inhoudt wordt hij prompt gek, dus zal het wel echt zo zijn. Alleen, wij zijn het altijd al zo gewend. Op dagen als deze kijk je er weer even van de buitenkant tegenaan.
Woensdag 21 oktober, beetje vroeg gestart want mama kon niet meer slapen.
Vandaag gingen we naar de Zaanse Schans, lekker via omweggetjes door de polder. Tijd zat, dus kalm aan. De polder waar we door rijden vlakbij de Schans is wel heel vreemd: alles is zoveel mogelijk landelijk gehouden, maar als je naar de horizon kijkt, zie je vrijwel overal industrie. Het dringt op, maar wordt door het gezonde verstand nog steeds tegen gehouden. Jongens en meisjes, blijf lekker koppig, de Zaanse Schans hoort niet thuis op een industrieterrein. Eigenlijk nauwelijks te geloven dat het hele dorpje eerst ergens anders stond en dat het met veel pijn en moeite is verplaatst en helemaal weer opgebouwd. Natuurlijk moest het metselwerk wel ter plaatste worden gemaakt, maar al het hout is in mekaar gezet. Heel fraai gedaan, ik zou er best willen wonen. Alleen het onderhoud is een killer, je moet helemaal leip zijn van schilderen en dat ben ik nou juist niet. Eerst zijn we in het Zaans Museum wezen kijken, ondermeer naar een film over het aankleden van een Zaanse dame. Alles in het nette, het hemd had ze al aan. Maar dan gaat de rest zowat een uur duren, met hulp van andere vrouwen. Zonder die vrouwen gaat het niet eens, netjes aankleden. Als alleenstaande vrouw moest je dan ook geen mot hebben met de buurvrouwen of je kon beter in bed blijven. Gigantisch, wat een klus was dat. Ik denk er maar niet aan wat dolverliefde stelletjes allemaal moesten ondernemen. Beetje zoals de bruidsjapon met driehonderd knopies. Foei Gramps! Sorry.
Het Verkade Museum in hetzelfde gebouw was een feest der herkenning. Bijvoorbeeld die grote vierkante koekblikken, met papier dichtgeplakt. Als de kruidenier een nieuw blik biskwietjes moest aanbreken om de inhoud per ons te verkopen, ritste hij geroutineerd met een scherp voorwerp het deksel los. En als wij vroeger een reep kregen, was dat een van de kleinste die Verkade te koop had. Je had vroeger zoveel verschillende verpakkingen die allemaal eigendom bleven van de fabriek, niet te filmen. Wat een leven voor de grutter. Niets ging zowat vanzelf zoals nu, als was zwaar of kostte moeite. Of beide, dat natuurlijk het vaakst.
Op de Schans staat het eerste Appie Heyn winkeltje, origineel ingericht. Prachtig, weer veel herkenning. En glimlachen en “o kijk eens…’’ We gingen koffie drinken bij de Zwarte Walvis. Buiten onder de leilinden, in de rieten stoelen. 21 Oktober dus. De aarde warmt echt niet op, in tegendeel, maar een hele lekkere oktoberdag is een echt geschenk.
Op de terugweg nog even door De Rijp gewandeld en een koffietje gescoord. Sommige dorpen zijn mooier dan andere, een paar zijn echt veeel mooier.
Als we morgen weer huiswaarts gaan nog even onderweg koffie bij goeie familie, want die hebben we. Niet veel, maar we hebben ze wel. En dan vrijdag een daggie motoren kijken. Daar heb ik echt heel veel zin an. Ik blijk de volgende motorrijles niet in mijn PDA te hebben gezet, morgen effe bellen. Die les is in ieder geval vrijdag of zaterdag. Oefeningetjes doen, ik kan altijd nog wat beter. Het duurt echt wel even voordat je zo’n fiets echt onder de knie hebt. Maar het vordert, het vordert.
Prima vakantietje, gaan we nog eens doen, maar dan weer in een andere streek. Kan ik mijn spelletje weer oefenen: op een totaal grijze dag instinctief weten waar het noorden is. Dat valt om den drommel niet mee, maar onze verre voorvaderen konden het wel. Dus oefenen, Gramps. Als het helemaal uit de klauwtjes giert, zet ik de GPS-locator aan op mijn PDA en dan weet ik weer hoe het zit. Het begint er langzaam op te lijken, maar er is nog een hele weg te gaan.