Buitenspel
Tijdens onze eerste nog wat onwennige afspraak gaan David en ik even voetballen op het pleintje voor zijn huis in zo'n kooi. Als we weer binnen met een glas limonade zitten uit te puffen, zegt hij tevreden: "Wat hebben we fijn gevoetbald hé Jaap". Ik was verkocht.
Hij zou zo mee kunnen doen in de G-competitie die de KNVB het afgelopen weekend introduceerde, al weet ik nu al dat hij voor iedere wedstrijd buikpijn zou hebben. Niet vanwege de wedstrijd, maar door al die vreemde mensen met wie en tegen wie hij zou moeten spelen. Het is trouwens altijd wat met de KNVB, maar na dit initiatief kunnen ze bij mij voorlopig wel weer een potje breken.
De volgende keer dat we samen voetballen, leer ik David wat beter kennen. Iedere keer dat ik de bal in het doel trap, telt de goal niet. We waren immers 'nog niet begonnen', het was buitenspel of het was 'gewoon niet eerlijk'. Ik vraag maar niet hoe je buitenspel kan staan als je met zijn tweeën in een voetbalkooi bent. David wint met 8-0 en is buitengewoon over zichzelf te spreken. David houdt niet van verliezen en verzint graag tijdens het spel nog nieuwe regels. Een potje kaarten met hem is een feest, de betekenis van kleuren en symbolen veranderen om de haverklap. Moet je dit soort dingen bij een autist door de vingers zien? Heeft iemand die zelf al zo vaak buitenspel staat een streepje voor of moet je hem altijd net zo behandelen als alle andere kinderen?
David is trouwens de autistische jongen van 13 waar ik vriendschap mee heb gesloten en over wie ik eerder vertelde in deze column. Hij heeft Vlissingen inmiddels weer ingeruild voor Scheveningen want "Zeeland is toch wel heel erg ver."
Sinds deze week loopt hij helemaal alleen naar zijn school. Voor een jongen voor wie de wereld een grote onoverzichtelijke en bedreigende chaos vol onzekerheden is, is dat een wereldprestatie. Van oma mocht hij voor deze geweldige overwinning een cadeau uitzoeken. Het werd de Bosatlas want David is nog steeds geobsedeerd door landkaarten.
Ik zei dat hij als beloning dan maar een plek in de atlas moest uitzoeken waar we heen konden rijden. Even later belde hij op: het zou Den Helder worden. Ja, David heeft iets met de kust maar gelukkig wist ik hem er binnen dertig seconden van te overtuigen dat Den Helder heel saai en naargeestig is en dat we daar niks te zoeken hadden. Het toverwoord was Antwerpen, dat ligt wel niet aan de zee maar wel in het buitenland en David heeft nog nooit een stap buiten de landsgrenzen gedaan. Vandaag was de betovering echter alweer verbroken en als twee echte polderjongens hebben we een compromis bereikt. Komende zondag gaan we naar Texel. Hoeven we niet zolang in Den Helder te zijn en hebben we toch de zee bij de hand.
Zonet belde hij op. Of de boot niet kon zinken. Tja, moet je altijd helemaal eerlijk zijn? In theorie kan een boot zinken en ik wil de wereld niet mooier voorstellen dan hij is. Morgen zinkt er ergens een veerboot en dan vertrouwt David me voor geen cent meer. Ik heb maar gezegd dat mij niks bekend is van boten die tussen Den Helder en Texel varen en die gezonken zijn. Hij leek gerustgesteld.