Het verkeerde antwoord

Ik had haar zeker een half jaar niet gezien, bedacht ik voordat ik me naast haar op het parkbankje liet ploffen. Ze was te zeer verdiept in haar boek om me op te merken. “Boe!” riep ik vlak bij haar oor. De verwachte schrikreactie bleef uit. In plaats daarvan draaide ze loom haar gezicht mijn kant uit. “O, hallo.”

Ik was blij om haar te zien. Ze was een gezellige meid die ik al jaren tot mijn kennissenkring rekende, zij het met wisselende intensiteit. In het afgelopen halfjaar had ik regelmatig aan haar gedacht en me voorgenomen haar te bellen. Morgen, mañana, tomorrow, snel een keertje. Zij zou het vast ook druk hebben. En zo werden weken maanden en liet ik het aankomen op een toevallige ontmoeting tijdens de lunchpauze in het park.

“Hoe is het met je?” vroeg ik.
“Nou, eerlijk gezegd niet zo best”, antwoordde ze koeltjes.
Bij gebrek aan een passende reactie, moest ze het doen met de onnozele blik op mijn gezicht.
“Zie je wel: jij bent er ook al zo een.”
Overdonderd door zoveel cynisme vroeg ik me af wat ik misdaan had.
“Ja, sorry dat ik al zo lang niets…”
“Nee nee nee,” onderbrak ze mijn in de haast opgelepelde excuses, “daar gaat het niet over. Ik had zelf ook contact kunnen zoeken, maar het schiet er bij in, hè. Zal bij jou wel hetzelfde zijn. Waar het me om gaat is dat niemand een eerlijk antwoord verwacht als ze vragen hoe het met je gaat.”

“Heb je ook lunchpauze?”vroeg ik om mezelf de tijd te gunnen haar opmerking te laten bezinken.
“Aan lunchpauzes doe ik al een heel tijdje niet meer”, zei ze cryptisch. “Het bedrijf waar ik werkte is failliet, dus ik zit al een paar maanden zonder werk. Ik probeer wel om aan werk te komen hoor, maar het valt niet mee nu, hè. Het komt er dus op neer dat ik de meeste tijd thuis zit. De muren komen vaak op me af. Dat huis is op een gegeven moment ook wel schoon.”
Ik wist niets beters dan instemmend te knikken.
“En dan komt het. Dan mis ik pap en mam weer zo verschrikkelijk.”
“Maar die zijn toch al even… eh…”
“Pap vorig jaar, ja. Mam drieënhalf jaar eerder. Maar het is gewoon… ik heb nog nooit zoveel tijd gehad om hen te missen. En dan komt die buikpijn weer.”
“Oh?” vroeg ik.
“Ze weten nog steeds niet wat het is. Psychisch, zegt de dokter. Ik moest maar eens met een psycholoog gaan praten, zegt hij. Ik heb hem hartelijk uitgelachen, maar misschien is het uiteindelijk wel mijn enige optie.”
Ik keek haar niet-begrijpend aan.
“Ach, ik wil alleen af en toe mijn ei kwijt. Niets abnormaals, gewoon eens een keer uitspreken waar ik mee zit. Ik heb vrienden en kennissen zat. Die vragen ook hoe het met me gaat, maar ik kom er achter dat ‘goed’ het enige juiste antwoord is. En er vooral breed bij lachen. Vooral niet een eerlijk antwoord geven op de vraag. Dat vinden ze lastig, ongemakkelijk. Dan vinden ze me ongezellig”, lachte ze wrang.

“Wat een waardeloze vrienden”, zei ik zachtjes voor me uit.
“Ach, misschien was ik zelf ook wel zo, toen alles nog goed ging. Een rijk leven had ik. Een drukke baan, het huishouden, genoeg sociale verplichtingen. Dan wil je het in je spaarzame vrije tijd gewoon leuk hebben. Niet het gezeur van iemand die buiten de boot valt. Daarvoor ga je maar naar een psycholoog. Die is tegenwoordig je vriend in nood.”

We staarden een poosje zwijgend voor ons uit. Toen ik afscheid van haar nam, viel me op hoe diep de groeven waren die langs haar neus naar beneden liepen en haar mondhoeken omlaag trokken.
“Het ga je goed”, zei ik “en tot gauw.”

Op kantoor was mijn parttimercollega aan haar middagdienst begonnen. “Hoe is het?”vroeg ze vrolijk. Ik moest haar het antwoord schuldig blijven.