NASCAR: All-Star Race om één miljoen dollar in The Last Great Colosseum

Op de Bristol Motor Speedway, The Last Great Colosseum, is woensdagnacht de All-Star Race verreden in de NASCAR. De opzet is simpel: alleen de besten mogen meedoen en de winnaar krijgt één miljoen dollar, de rest staat met lege handen. Doorgaans werd het verreden in Charlotte, nu was het veel kleinere baantje in Bristol aan de beurt, inclusief enkele duizenden toeschouwers die erbij mochten zijn.

De All-Star Night begon met de All-Star Open, een soort kwalificatie voor de echte All-Star Race. Coureurs die dit of vorig jaar een race wonnen, oud-winnaars van de All-Star Race en voormalig kampioenen waren al geplaatst voor de hoofdrace, de rest moest dat nog doen via de Open - de winnaar van de stages, de winnaar van de race en de winnaar van de fan vote plaatsten zich ook.

Michael McDowell en Aric Almirola vertrokken vanaf front row, waarbij Almirola de leiding nam. Halverwege de eerste stage ging het fout: Bubba Wallace probeerde McDowell in te halen, waarna McDowell te vroeg instuurde en Wallace hard in de muur tikte, einde race voor hem. Het kostte Wallace mogelijk ook de All-Star Race, want hij had dikke kans om de fan vote te winnen, maar zijn auto was kapot.

Almirola won de eerste stage overtuigend, met Austin Dillon en William Byron voorop begon stage twee. Dat duurde niet lang: Ryan Preece en John Hunter Nemechek spinden en zorgden voor een caution. Met Byron en nu Ty Dillon voorop gingen we door, waarbij broers Ty en Austin nog bijna met elkaar in de clinch lagen. Byron nam de touwtjes in de stage stevig in handen en ook hij mocht naar de hoofdrace.

Het laatste deel bestond uit slechts vijftien ronden en begon met Austin Dillon en Matt DiBenedetto voorop, hoewel Clint Bowyer gelijk aan kwam dringen. Toch was DiBenedetto te snel en hij plaatste zich als derde voor de hoofdrace, terwijl de winst in de fan vote - en dus de vierde en laatste plek in de hoofdrace - een prooi werd voor veteraan Bowyer, die zich tijdens de COVID-19-pauze met leuke optredens rondom de virtuele races schijnbaar populair maakte.

Geen All-Star Race voor Bubba Wallace

Met Alex Bowman op poleposition - Martin Truex Jr werd wegens een technisch probleem naar achteren gezet - ging de All-Star Race van start, waarbij Ryan Blaney al snel de leiding nam. Lang duurde het niet: Brad Keselowski tikte Kurt Busch in de rondte, hoewel de veteraan er zonder noemenswaardige schade vanaf kwam. Met Blaney en Kevin Harvick voorop konden we weer door, tot Blaney zonder veel gedoe de eerste stage won.

In de pitstraat pakte Harvick de leiding voor de herstart, waar Ryan Newman al snel voor een caution zorgde door de muur te raken. Stage twee was verder niet heel opwindend, Chase Elliott ging er met de winst vandoor. Bij de volgende herstart pakte Blaney de leiding, terwijl Keselowski ook voorbij Elliott reed. Toch sloeg hij weer terug en de derde en laatste reguliere stage werd een prooi voor Elliott, met nog vijftien ronden te rijden voor één miljoen dollar.

Met Elliott en Keselowski op kop en Blaney en Denny Hamlin erachter begon de slotfase, waarbij ook Kyle Busch vanuit het niks naar voren schoot. Blaney viel flink terug, maar Elliott hield stand tegenover de flink jagende Busch en trad in de voetsporen van vader Bill, in 1986 de winnaar van de tweede All-Star Race. Na Dale Earnhardt Sr (1987, 1990 en 1993) en een jaar na diens dood zoon Dale Eearnhardt Jr (2000) zijn de Elliott's de tweede vader-zoon-combinatie met een All-Star-zege.

De herstart voor een miljoen dollar