PvdA en D66 willen geld voor uitbouw natuurparken

Nationale parken in Nederland moeten groter en aantrekkelijker worden. Om dit te realiseren moet het natuurbeleid veranderen en is extra geld nodig. Daarvoor pleiten D66 en de PvdA dinsdag in de Tweede Kamer tijdens het debat over de begroting van Economische Zaken.

Nederland telt nu twintig nationale parken van minimaal duizend hectare. Deze parken worden onderhouden door de provincies, die echter weinig geld hebben voor het beheer. Deze indeling leidt tot versnippering, vinden Kamerleden Stientje van Veldhoven (D66) en Lutz Jacobi (PvdA), waardoor de natuur niet herkenbaar genoeg is.

In het nieuwe plan moeten de nationale parken minstens vijfduizend hectare groot zijn. Op dit moment voldoen negen natuurparken aan dat criteria. Het park Oosterschelde is met 37 duizend hectare het grootst. Het bekendste park in Nederland, de Hoge Veluwe, is 5400 hectare groot. Het kleinste park in Nederland is de Meinweg in Limburg met 1700 hectare.

Als toezichthouder van de nieuwe parken moet een Raad Nationale Parken worden ingesteld. Deze raad moet een bedrag krijgen dat tot 2017 oploopt naar vier miljoen euro.

De raad moet beoordelen of een natuurgebied een prestigieuze status krijgt. Provincies en natuurorganisaties kunnen samen een aanvraag hiervoor indienen. De provincies blijven wel verantwoordelijk voor het beheer van de parken.

De parken moeten goed toegankelijk zijn voor publiek. "Natuur is er om te beleven en van te genieten. Nationale Parken brengen de schoonheid en het unieke van de Nederlandse natuur over het voetlicht, zodat iedereen er van kan genieten", aldus Jacobi.

Grote parken leidt ook tot een goed internationaal handelsklimaat, aldus Van Veldhoven: "Door de mooiste natuur de status van Nationaal Park te geven met een herkenbare uitstraling, extra aandacht voor recreatie, toerisme en onderwijs maken we natuur in Nederland aantrekkelijk en toegankelijk. Dat geldt voor binnenlandse en buitenlandse toeristen."