Stuur (S021)

Alweer zo vroeg op straat. De schrijver had het inmiddels tot zijn routine gemaakt. Nog vóór zes uur was hij wakker en nog geen uur later liep hij over straat. Wat hem aantrok, was de stilte. Er was niemand te bekennen. Of het nu regende, maakte hem niet uit. Vanmorgen was het droog. Wel wat mistig, maar er was nog voldoende zicht. Niettemin was hij op zijn hoede, want dit gedeelte van de weg had geen voetpad. Er kwam een licht briesje vanaf het weiland aan zijn linkerhand en het vroege zonlicht probeerde door de nevel heen te prikken. Voor de zekerheid liep hij aan de linkerkant van de weg. Zo zag hij alle tegemoetkomende verkeer bijtijds aankomen.

Vanuit de mist doemden twee koplampen op. Nog geen tel later zag hij dat het een personenauto was. Achter de voorruit zat een jongeman. Met één hand hield hij het stuur vast en in de andere hand hield hij iets anders.
De schrijver schrok. Van alles schoot door hem heen. Wat zag en las hij nou de laatste tijd veel in het nieuws? Bestuurders van voertuigen zitten tegenwoordig veel te bellen of te appen achter het stuur. Ze hebben zo minder aandacht voor het verkeer. Een groot risico op ongevallen, dus. De politie kan er weinig aan doen; de pakkans is klein. Dat leverde weer veel ingezonden brieven en verhitte reacties op de sociale media op.

Het was de schrijver zelf al wel eens gebeurd, zij het in een andere situatie. Hij fietste door een park en genoot van zon, groen en bloemenpracht. Plotseling verscheen er een andere fietser. Even verderop was die van links gekomen en reed nu naar hem toe. Het was een jonge jongen met sportkleding aan en met kort haar, dat aan de zijkanten nog korter geschoren was. Op zijn hoofd zat een grote koptelefoon en in zijn hand hield hij zo'n mobiel geval. Alle aandacht ging naar het ding in zijn hand en met zijn andere hand veegde hij over het schermpje van het apparaat. Hij had het niet door, leek het, maar de knul reed nu midden op het fietspad  vervaarlijk recht op de schrijver af. Om een botsing te voorkomen, moest hij hem afleiden. Hij wist niets beters te doen dan zijn fietsbel te gebruiken. De knul keek op en trok aan zijn stuur. 'Kijk uit, kankerlijer!' schreeuwde hij en toen was hij voorbij. Geschrokken reed de schrijver verder.

Een dergelijk tafereel wilde hij niet nogmaals meemaken. Dus in die fractie van een seconde moest hij iets doen. Hij sprong opzij en zette een stap in de zachte berm. De auto scheurde rakelings langs hem heen. Hij ging snel, maar niet snel genoeg. De schrijver zag prima wat de jongen achter het stuur in zijn hand had. Het was een half afgepelde banaan.

-
Apeldoorn, mei 2016

-

Dit is het eenentwintigste deel uit de eindeloze serie Schrijver.