Ineens was het daar, kanker

Mijn tas leg ik op de counter en mijn telefoon ernaast, “Graag een cappuccino en hebben jullie al saucijzenbroodjes?” De pafferige, maar vriendelijke dame beaamt dat er al saucijzenbroodjes zijn en vraagt of ik cacao op mijn cappuccino wil. Ja dat wil ik wel. Ze vraagt naar het model van mijn telefoon, volgens mij wil ze een beleefdheidsgesprekje met me voeren, maar ik luister niet en knik alleen. Mijn gedachten zijn totaal ergens anders.

Drie weken geleden leek alles nog goed te komen, we pakten ons leven weer op na een verschrikkelijk moeilijk jaar. Onze held was er niet meer, een intens gemis. Maar zoals met alles, moet je doorgaan, dat deden wij dus ook. Voor haar, mijn heldin, was het misschien nog wel het moeilijkst.

Weet je dat ik eigenlijk helemaal niet van saucijs hou? Ik bestel het broodje wel, maar ik eet alleen de bladerdeeg om het worstje heen op. Het vieze en kleffe worstje laat ik onberoerd op het schoteltje liggen. Ik kijk er nog eens naar en bedenk met dat de vorm van dat rare worstje de smaak eigenlijk al verraadt, bah. Het worstje lijkt terug te kijken en het irriteert me mateloos, snel pak ik mijn servetje en leg het eroverheen. Meer ongemakken dat ik nu heb, kan ik er niet bij hebben.

Drie weken geleden had ik me niet zo erg gestoord aan het worstje, maar toen was alles nog normaal. Vandaag is alles anders. Iets korter dan drie weken geleden voelde zij een verharding in haar borst, ze dacht aan een kieste, dat had ze namelijk eerder al eens gehad. Voor de zekerheid belt ze twee dagen later toch met de huisarts. Hij is kalm maar stelt voor dat ze dezelfde dag, voor de zekerheid, toch maar even langskomt. Ik rij met haar naar de huisarts toe, deze arts hebben we al 25 jaar. Fijne man, ik kan hem alleen nooit verstaan. Hij mompelt en zegt halve zinnen. Door zijn gebaren en halve zin begrijpt mijn heldin dat ze haar bovenkleding uit moet doen en op de behandeltafel moet gaan liggen. Ze luistert gedwee en volgt zijn instructies op. Hij trekt blauwe latex handschoenen aan en begint haar tiet aan te randen. Hij voelt het ook, de verharding. Hij blijft kalm en mompelt dat het best weer een cyste kan zijn, maar je moet geen risico’s nemen, en om het erge uit te sluiten moet ze naar de mamapoli. Ze krijgt een verwijzing mee en het telefoonnummer van de mamapoli schrijft de huisarts op de enveloppe.

Ik krijg een beetje een houten kont van de stoelen hier. En eigenlijk is de cappuccino ook niet te zuipen. Vreemd dat ze voor deze karige kopjes modderwater drie euro durven te vragen. Het is nog een klein kopje ook. Heel klein. Het is een haags bakkie. Ik ben helemaal niet in Den Haag. Wel ben ik in de stad waar ik al jaren af en aan woon. Soms als ik het hier niet meer uithou verhuis ik.. terug naar Amsterdam. Maar dit gekke stadje blijft aan me trekken, ik kom altijd weer hier uit. Dit ziekenhuis ken ik ook door en door. Nachten heb ik hier aan het bed gelegen van mijn held. De laatste keer dat ik hier was, was hij hier ook voor de laatste keer. We konden de cappuccino niet meer aan.

We zijn best snel klaar bij de huisarts en ik breng haar weer naar huis. Thuis gaat ze op de bank zitten en ik zet koffie voor haar. Het lijkt haar verstandig direct te bellen met de mamapoli, want hoe sneller je belt, hoe sneller je terecht kunt. Ik kan haar geen ongelijk geven en pak de telefoon voor haar. Vijf minuten later hangt ze op, overmorgen kan ze al terecht, dan kan ze daarna haar leven weer oppakken en gerust slapen met de gedachte dat ze kern gezond is.

Misschien moet ik even gaan staan, door het lange zitten en wachten, voel ik mijn kont niet meer. Ik zit dicht bij de uitgang, ik kan natuurlijk even naar buiten lopen voor een frisse neus en wat nicotine. Ik kan alleen mijn laptop niet op dit tafeltje laten staan, ook in het ziekenhuis wordt gestolen en het is natuurlijk wel een restaurant met open doorloop. Iedereen kan dit ding gewoon jatten. Ja ik stop het ding wel weer in mijn tas en pak mijn spulletjes. Er zal straks vast nog wel een tafeltje vrij zijn als ik terug kom.

Twee dagen na het telefoontje met de mamapoli loopt ze alleen het ziekenhuis binnen. Ze is alleen gegaan, omdat ik geen vrij kon krijgen. En er zou vast niets aan de hand zijn. Dit kon ze best alleen. Ze krijgt een mammografie, een biopsie en een echo. Ze vertelt me naderhand dat er drie keer een dikke naald haar tiet in is gestouwd om hapjes tiet af te nemen, of eigenlijk hapjes van de verharding. Alleen de gedachte al doet mijn maag drie keer omdraaien. Naar wat ik begreep moest ze daarna blijven wachten op een laatste gesprek en dan kon ze naar huis. Appeltje eitje verder, dachten we. Ze was redelijk snel klaar met alles en halverwege de middag stuurt ze me een berichtje via whatsapp. “Nelleke, het spijt me, ik heb kanker”.

Er lopen veel mensen het ziekenhuis in en uit. Bij iedereen vraag ik me stiekem af wat ze hebben. Sommige kijken blij terwijl ze naar de uitgang lopen, die zullen vast goed nieuws hebben gehad. Andere lopen met rode ogen weg en nog weer andere kijken neutraal. De mensen die neutraal kijken intrigeren me het meest. Wat kwamen zij hier doen en wat is er met hun aan de hand. Ik zie nu ook clini-clowns voorbij lopen, ik haat clini-clowns. Ik vind ze eng, kan ze niet volgen en vind ze totaal niet grappig. Ik vertrouw ze gewoon niet. Als kind vond ik clowns al eng, het kan nooit goed zijn als je als volwassen iemand je hele gezicht vol smeert met witte meuk en je lippen groter maakt dan ze zijn en laten we die rare neus niet vergeten. Blijkbaar ben ik niet de enige, ik hoor een klein kindje in tergend gejank uitbarsten terwijl die enge clown op het kindje afloopt. Het liefst zal ik die clown nu keihard op zijn neus beuken, mijn humeur is al niet zo best. Snel mijn gedachten ergens anders op focussen.

“Nelleke, het spijt me, ik heb kanker”, ik kon mijn ogen niet geloven. Dat kon er niet staan. Ik knipperde met mijn ogen, kneep ze nog even goed dicht en deed ze vervolgens weer open. Die woorden, ze stonden er nog steeds. Hoe bedoelde ze dat, wat nou, ik heb kanker? Dat kon helemaal niet, ze was altijd de sterkste, de meest gezonde. Wij doen niet aan kanker. Hoor je me, wij doen niet aan kanker!

Blijkbaar deden we toch aan kanker. De volgende dag moest ze weer terug naar het ziekenhuis voor de definitieve uitslag. Deze keer liet ik haar niet alleen gaan, hoe stom kon ik zijn haar de dag ervoor alleen te laten gaan. Het was toen vrijdag en einde van de middag liepen we de kamer binnen bij de gespecialiseerde kankerverpleegster, of wat haar titel ook was. Ze was vriendelijk en grappig. Begreep onze humor gelukkig ook. Wij maken altijd grapjes over erge zaken, dat maakt het dragelijk. De kankerverpleegster vertelde en tekende er op los om dingen duidelijk te maken. Het enige wat ik me nog goed herinner was de vorm van kanker. Steeltjeskanker. Tenminste, dat was de naam die ik er maar aan gaf, aangezien het op het melktoevoersteeltje zit in de tiet. Persoonlijk was ik stiekem in paniek, maar mijn heldin, zij bleef kalm en nuchter. Ze begreep wat er aan de hand was, bedacht zich dat je niet dood hoeft te gaan aan borstkanker, ze wilde alleen wel dat het zo snel mogelijk uit haar tiet verwijderd werd.

De dagen daarna waren een rollercoaster van afspraken met specialisten en tietaanranders. Iedereen zat maar aan die tiet. Op een bepaald moment vertelt ze me dat ze zich nog nooit zo bewust is geweest van de aanwezigheid van haar tiet. En dat er nog nooit zoveel mannen aan haar tiet hadden gezeten. Haar hele leven is ze trouw geweest aan de liefde van haar leven.

Nu zit ik hier te wachten, in de koffiecorner van het ziekenhuis. Wachten kan soms zo lang duren, maar ik kan niets anders doen. Het enige wat ik kan doen voor haar is wachten, wachten tot ze klaar zijn met haar tiet halveren. Als ze straks bij komt moet ik haar vertellen dat ik van haar hou. Ze moet weten dat ik van haar hou. Voor je het weet is het te laat en zijn er zaken niet besproken. Ik moet haar zeggen dat ik van haar hou en dat ze niet alleen is. Ze hoeft de kanker niet alleen te overwinnen. Vechten doe je niet alleen, vechten doe je samen. Kanker bestrijd je niet alleen, kanker bestrijd je samen.