Hete Nacht (I)
'All of this in one man'
- Neal Morse (Spock's Beard)
*
Maar deze keer had ik het heel anders aangepakt. Ik haalde mijn fiets niet eens op bij de carpoolplaats, maar liet me door de stromende regen direct naar mijn huis brengen. En bij mijn huis liet ik haar niet gaan.
Het was het idee van Eline geweest, 's morgens vroeg geopperd bij het ontbijt. "Waarom vraag je niet of ze gelijk met je meekomt?" Zoals altijd had ik haar gelijk gegeven.
"Ga jij nog naar de Nacht van Apeldoorn?" had ik op mijn werk gevraagd. "Als je nu meteen om vier uur met mij meegaat, kun je bij me eten en dan kunnen we vroeg weg."
Mirror Eye drentelde inmiddels door mijn woonkamer en bekeek uitvoerig mijn boekenkast. "O, dáár staan ze," zei ze, wijzend naar mijn hoek. "Hoe kom ik zo hoog?"
"Er staat een kruk, die is daar speciaal voor."
Ze beklom mijn boekenwand. "En welke van deze hele rij heb ik nou van jou gekregen?"
"Jij hebt de verzamelband met deze vier romans," hielp ik haar met mijn duim en wijsvinger om de boeken van mijn favoriete schrijver aan te duiden.
"En die andere van hem? Zijn die ook leuk?"
"Natuurlijk. Maar niet zo leuk als de omnibus 'Kou van jou'. Hoewel, het grote prijsboek is zijn laatste: 'Zul je mij altijd graag zien?'. Maar dat komt omdat het over mij gaat."
"Huh? Hoe bedoel je?"
"Daar is Eline," vluchtte ik.
Mijn gezin kwam binnen. Mijn gezin bestaat uit mijn vrouw Eline en mijn zoon Luc. Begroetingen alom. Ik opende de cd-speler en zette veel te symbolisch mijn laatste aanwinst van No-Man op: 'Heaven taste'.
Mirror Eye kreeg sinaasappelsap en ik dronk Grimbergen dubbel. We kletsten en Luc liet zijn speelgoed zien. Toen het drinken op was, sloeg de klok tien over vijf en was het tijd om het eten te bereiden.
Dat werd de beruchte Tandoori Chicken, en het enige dat er werkelijk berucht aan is, is dat de chicken ook het enige is dat niet uit een pakje komt. Veel tijd om echt te koken hadden we niet; de Nacht wachtte op ons. Niettemin, we lieten het ons allemaal goed smaken. Ik dronk nog eens een Grimbergen Double, Eline begon aan de Grand Cru van Hoegaarden en Mirror Eye had wederom om sinaasappelsap gevraagd. Onder het eten werd er nog eens stevig gezwetst en menig lach vloeide over tafel en door de kamer.
Ik waste niet af, maar spoelde de boel even snel. Toen trokken we onze jassen aan en nadat Mirror Eye drie keer de voordeur uit en weer in was gerend - eerst haar autosleutels binnen leggen, toen haar jas zoeken en als laatste haar tas in haar auto verstoppen, zodat ze haar sleutels weer nodig had, etc - gingen we op weg.
We renden bijna. Bij de bushalte was het nog niet druk. Een man of drie. We gingen niet onder het afdak staan, want inmiddels was het helemaal geen slecht weer meer. Bij de stoeprand stonden we al snel weer heel erg te ouwehoeren en ineens stond er ook een wildvreemd vrouwtje met halflang haar, een rugzak, fletse ogen en een te geverfde mond. Deze vroeg zich hardop af of de bus wel op tijd zou komen, want ze moest haar aansluiting halen. In Vaassen wachtte haar een barbecue met collega's.
"O," begon ik, "dus als je je aansluiting mist, mis je ook je barbecue."
"Inderdaad."
"Dan mis je dus niks?"
"Tja, het ligt er aan hoe je het bekijkt..."
Er volgde nog veel meer zever bij de halte en het vrolijke vrouwtje van de Vaassense barbecue deed enthousiast mee.
"Daar komt-ie!" riep iemand. En inderdaad, lijn 1 kwam aangereden.
"Shit, die ziet er vol uit," lispelde ik tegen Mirror Eye. En inderdaad, de bus zat stampvol en reed gewoon door. De buschauffeur hield twee vingers omhoog.
"O, dan komt er zo nog een tweede bus!" riep iemand achter mij. "Dat doen ze wel vaker als het zo druk is, dat ze dan twee bussen op één lijn zetten!"
"Tja, of de chauffeur maakte met z'n twee vingers de V van Volgende," grapte ik. Het hele bushokje lachte. Ik bleek gelijk te krijgen. Ik spreek tenslotte vloeiend vingerspelling.
Een man stond op van het bankje en maakte aanstalten om weg te lopen.
"Gaat u de auto halen?" vroeg ik. "Komt u dan hier straks weer langs, zodat we mee kunnen rijden?"
De man gaf geen antwoord en liep weg.
"Weet je wat we doen?" stelde ik Mirror Eye voor. "We lopen naar de overkant. Daar komt de bus die net van het station af komt zo langs. Die is dan nog helemaal leeg. Dan moet je weliswaar de hele wijk de Maten nog door, maar je weet tenminste zeker dat je mee kunt."
"We doen het," zei Mirror Eye.
"Was dat maar waar," dacht ik en tegelijkertijd hoopte ik dat ik vanavond Marianne tegen het heerlijke lijf zou lopen.
"Ik ga gewoon met jullie mee," zei het vrolijke vrouwtje van de Vaassense barbecue. "Misschien haal ik nog net een bus later."
"En anders?" vroeg ik.
"Anders blijf ik bij jullie in de bus zitten. Dat is ook wel gezellig."
"Nu!" riep ik plotseling en ik stak de straat over. De middenberm was ruim begroeid met allerlei veldbloemen. Niet veel later kwam de bus. Zo'n harmonica-geval, dit keer. Er was zat plaats. Het vrolijke vrouwtje van de Vaassense barbecue stapte na ons in.
Ik wilde doorlopen naar achteren, maar stuitte plots op de bruine ogen van niemand minder dan Marie-Antoinette. Snel zette ik mij op de lege plek naast haar. Mirror Eye ging weer naast mij zitten aan de andere kant van het gangpad. Het vrolijke vrouwtje nam plaats tegenover mij.
"Ha!" begon ik tegen Marie-Antoinette. "Hoe-'s-tie?"
"Goed wel."
"Ga jij nog naar de Nacht?"
"Ja, maar ik heb de hele dag gewerkt. Ik ga me nu thuis eerst even opknappen."
"En dan op naar de Abba's."
"Naar de wie?"
"De Abba's. Vanavond in Gigant. Wij gaan helemaal voor de Abba's."
"Nooit van gehoord."
"Wij ook niet. Maar het schijnt leuk te zijn. Bij Gigant is het trouwens altijd leuk."
"Ik ben benieuwd."
"Wij ook. Vooral naar de Abba's." Ik keek naar Mirror Eye. Die lachte zich een breuk om zoveel stompzinnige dialoog en durfde zich er niet mee te bemoeien.
Al snel bereikte de bus de straat waar ik een jaar geleden nog woonde. Marie-Antoinette stond op. "Tot volgende week," zei ze.
"Tot volgende week!" riep ik haar na en ik schoof half over haar plek om eens breeduit te kunnen gaan zitten. De bus zette zich weer in beweging.
"Dat was Marie-Antoinette," legde ik uit aan Mirror Eye, zonder dat ze iets gevraagd had.
"Ach zo," was het antwoord.
De bus stopte weer en een halve horde mensen stapte in. "Kan ik daar nog bij zitten?" vroeg een vrouw in een bloemetjesrok.
"Ja hoor, natuurlijk," zei ik. "Ik ben niet zo breed."
Mirror Eye schoot ineens in de lach en ik bekeek de nogal grote vrouw die inmiddels naast me was komen zitten. Ze was iemand die haar kleren moest kopen in een grote-maten-winkel.
We passeerden de bushalte waar we hadden staan wachten en alle andere mensen stonden er niet meer. Ik stak twee vingers in V-vorm op.
Het vrolijke vrouwtje van de Vaassense barbecue stond op en liep naar de chauffeur. "Even mijn aansluiting veilig stellen," zei ze tegen ons.
"Die kun je wel vergeten," monterde ik haar op. "Wees blij, want dan kun je gewoon naar de Nacht van Apeldoorn."
Ze kon er niet echt om lachen en ging overleggen met de chauffeur. Even later kwam ze boos weer terug en plofte ze op haar plekje. "Nou, die aansluiting kan ik wel vergeten," zei ze driftig. "Nou ja," klaarde ze op, "ga ik toch gewoon met jullie verder. Da's ook gezellig."
"Val niet in herhalingen, trut," dacht ik bijna hardop en even was ik bang dat ik de rest van de avond met dit mens opgescheept zou zitten.
Gelukkig stapte ze op het busstation uit. "Daar rijdt die andere bus naar Vaassen!" riep ze uit. "Misschien haal ik hem nog!"
"Succes!" riepen we en door het raam konden we zien hoe de bus naar Vaassen de bocht om ging en het vrolijke vrouwtje er tevergeefs achteraan rende. Ik keek naar Mirror Eye en die zat te grinniken. Onze bus begon weer te rijden.
Bij het Marktplein stapten we uit. Niet veel later liepen we door de draaideur de Rabobank binnen.
Terwijl ik geld uit de muur haalde, vertelde Mirror Eye hoe de langharige teckel van haar zus onlangs eens de hele vloerbedekking van dit bankgebouw ondergekotst had. Het was een vrolijk verhaal over klef braaksel en veel zichtbare etensresten. Toen pinde ook zij en met een volle broekzak verlieten we de bank.
Om bij Gigant te komen, moesten we een gedeelte van de binnenstad door. Gelukkig was het nog niet erg druk. Op het Marktplein stond de set van de Sjonnies al klaar: een kitscherig decor met faute stoelen en een vreselijk truttige schemerlamp.
"Misschien pikken we straks nog iets van ze op," sprak ik hoopvol en ik begon te zingen: "Dans je de hele nacht met mij."
We konden redelijk doorlopen en na enige minuten liepen we door de Van Kinsbergenstraat. Voor de gevel van een vaag café stond een jongeman met een complete disco-installatie verschrikkelijk harde dansmuziek te draaien. De hele straat was verder leeg.
"Gezellig, hier," ontschoot me. "Laten we een stemmig muziekje opzetten."
Na een honderdtal meters betraden we het poppaleis Gigant. Dik een uur nadat ik had afgesproken met Ard en Annem.
Diep onderin de catacomben van het gebouw was er geen spoor van deze twee heren te vinden. Wèl stond een ruige band een afgrijselijke takkeherrie te bakken. De zanger deed pogingen om er iets overheen te zingen of hij stond verschrikkelijk te hoesten. Dat weet je maar nooit met die hedendaagse bands. En voor je het weet noemen ze het kunst en zo gauw als ze je dat gaan uitleggen, nou berg je dan maar. Het overgrote deel van de Apeldoornse bevolking had zich in ieder geval alvast geborgen, want in de zaal stond niet meer dan een twintigtal oudere jongeren, en dit waren dan ook nog eens de oudere jongeren die hier altijd en iedere avond in de popzaal staan, gewoon omdat ze af komen op alles wat in Gigant staat geprogrammeerd. Enkelen onder hen verdacht ik er zelfs van een abonnement te hebben genomen op het popprogramma.
Toen na één enkel liedje nóg zo'n zelfde soort liedje begon, keek ik Mirror eens aan en knikte ik naar de uitgang. "Waar blijven die vrienden van je?" schreeuwde ze.
"Pardon?" brulde ik terug. "Het zijn de vrienden van mijn vrouw! Dat je niet denkt dat ik zulke lui zou uitzoeken!" Mirror Eye moest alweer lachen.
"Zullen we maar gaan?" blikte ik nogmaals naar de deur. Juist op dat moment zwaaide die open en verschenen Ard en Annem. Ard gebaarde als begroeting of ik iets wilde drinken en ik riep alleen maar: "Ja!" Annem wilde cola en Mirror Eye wilde even niets.
Het betekende dat we op zijn minst nóg een nummer naar deze kutband moesten luisteren. De zanger had zich inmiddels gestort op het voortbrengen van gerochel uit grotten en spelonken van waaruit een penetrante putlucht onherroepelijk over het publiek werd uitgevomiteerd.
"Anti-peristaltiek van hoog niveau!" becommentarieerde ik deskundig. "En dan krijgen we nu: de Abba's! Want daar komen we voor."
"Die komen pas om half twaalf," grijnsde Annem. "En het is nu bijna half negen."
"Huh? Wat doen we hier dan nog?" en we gingen. "Op naar de Sjonnies!" riep ik er achteraan.
"Nee," verbeterde Ard, "bij café 'de Flierefluiter' speelt Captain Gumbo. Dat lijkt mij wel wat."
"Wat?" vroeg Mirror Eye. "Hoe zeg je? Hoe heet die band?"
"Captain Gumbo," legde Ard uit. "Ik heb gelezen, let wel: ik heb gelezen dat het leuk moet zijn."
"Maar wat voor muziek moet ik mij dan voorstellen bij Captain Gumbo?" vroeg Mirror Eye, terwijl ze de naam van de band heel nadrukkelijk articuleerde.
Ik gniffelde en zei: "Cajun en Zydeco, muziek uit het zuiden van de staat Louisiana, gelegen in eveneens het zuiden van de Verenigde Staten van Amerika, alwaar ooit de Franse kolonisten waren neergestreken. Vandaar dan ook, landgenoten, dat in de Cajun-muziek veel Franse teksten gezongen worden."
"Hoe weet jij dat nou weer?" verbaasde Mirror Eye zich, toen we weer over straat liepen.
(Wordt vervolgd.)