60 jaar Kannibaal
Over de grootste aller tijden. Dé sportman van de eeuw. De Kannibaal. Over Eddy Merckx, de merknaam par excellence in de sport. Merckx: een letter 'e' verpakt in een rare opeenvolging van medeklinkers, Vlaams noch Waals klinkend, een zuiver Belgisch product.
Als ik zijn erelijst hier ga opsommen vul ik er mijn hele column mee: elf grote ronden, vier wereldkampioenschappen, 32 klassiekers, 133 etappezeges, 445 profoverwinningen, het uurrecord, zelfs 7 keer de Superprestige. Misschien kan het beter in één enkel zinnetje: hij won gewoon alles. Of beter: hij won alles meerdere keren. Met Merckx bereikte een wielrenner dertig jaar geleden een absoluut nooit meer te evenaren hoogtepunt.
Meer nog dan zijn superieure palmares spreekt de manier waarop hij won tot de verbeelding van menig wielerfan. Hij had een ongeziene drang om te winnen. Hij wilde winnen, altijd en overal. En dat deed hij ook op alle terreinen, in alle mogelijke omstandigheden. Hij versloeg zijn tegenstanders niet, hij verpletterde ze. Nooit gaf hij iets weg, voor geen geld van de wereld. Hij hield er meer dan terecht de bijnaam "de kannibaal" aan over.
Zijn temperament haalde het ook altijd op zijn gezonde verstand. Merckx had geen scrupules, in de koers had hij geen vrienden. Het ene moment zat hij met de tegenstanders lachend en vriendschappelijk een koffietje te drinken, twee uur later - in de koers - veranderde hij in een beul. Niet alleen voor zijn tegenstanders, maar voor iedereen die in zijn weg liep. Zo maakte de Franse tv-ploeg ooit ruzie voor een allang vergeten reden met hem. De volgende dag zette hij zich de volledige etappe op kop van het peloton. Ze arriveerden bij de aankomstplaats een uur voordat de TV-uitzending had moeten beginnen. Uren voor de geplande aankomst. Men noemde het een "Merckxiaanse" etappe. Een nieuw woord in het wielerjargon was geboren. Een superlatief. Merckxiaans is "meer". Erger nog, een "Merckxiaanse prestatie" begint waar het voorstelbare eindigt.
Er zijn natuurlijk renners die Merckx vooraf gaan in een welbepaalde wedstrijd. Roger De Vlaeminck won één Parijs-Roubaix meer dan Merckx, Armstrong straks zelfs 2 Tours meer, Raas zelfs een vracht Gold Races meer, en Johan Museeuw won zelfs meer kasseiklassiekers dan Merckx. Maar toch zijn zij niet "Merckxiaans". Ze komen nog niet tot halfweg zijn pakket overwinningen. Wat zeg ik, nog niet eens tot op een kwart ervan.
Merckxiaanse prestaties ze zijn zeldzaam geworden. En juist daardoor zo herkenbaar. Aan een Merckxiaanse prestatie twijfel je niet, de erfgenamen van de Grootmeester herken je bij oogopslag.
Hinault deed het soms nog wel eens. In 1980 werd hij wereldkampioen door het hele veld in de vernieling te rijden. In 1982 imiteert hij Merckx tot in de details. Hij wint zijn vierde Tour, maar, zo zei de pers aan de vooravond van de slotdag, zonder 'panache'. Hij zat 'erdoor' volgens de pers. Hij had geluk dat de Tour voorbij was. Hinault wist beter. Op de Champs-Elysées mengt hij zich ineens in de pelotonsprint. Van een halve kilometer ver los op kop, geen een van de echte sprinters komt erover. Zoiets is Merckxiaans.
Miguel Indurain was het welgeteld één keer, maar toen was hij écht Merckxiaans, en wel in de Tour de France 1992, toen hij in de tijdrit te Luxemburg alle andere renners op minstens 3 minuten reed. In één tijdrit. Die dag was Miguel Indurain een man van een andere planeet. Dat was Merckxiaans: één renner die zich zelfs niet laat vergelijken met de anderen. Dat hij datzelfde jaar al op het podium van Parijs-Nice en Romandië stond, en Catalonië en de Ronde van Italië al had gewonnen maakt de vergelijking nog meer terecht.
Maar Lance Armstrong? Sommigen noemen Armstrong de beste "Tourrenner" aller tijden. Ik krijg er het schijt van. Armstrong heeft nooit een aanval ingezet over meer dan één col. Altijd laat hij zich door de ploegmakkers tot de voet van de laatste berg brengen, en dan - het mag ook gezegd worden - onweerstaanbaar naar voren sprinten. Tuurlijk, onze Texaanse cowboy won een Tourtje meer dan onze kannibaal. Maar Merckx won er wel 6 andere grote rondes bij, en alle klassiekers. Daarbij had Merckx óok zes keer de Tour gewonnen. Ware het niet dat een Franse Thevenet-fan hem midden de tijdrit-beklimming van de Puy de Dôme in de gele trui een zware slag in de lever verkocht. Met een leverscheur tot gevolg. Enkele dagen later wordt hij opnieuw ten val gebracht voor een zware Alpenrit. Zijn kaak is geperforeerd. Opgeven, het stond echter niet in zijn woordenboek. Hij deed nog onmogelijke dingen om de opgelopen schade goed te maken: Alle pijn en tegenslag verbijtend op de Col d'Allos valt hij toch aan. Merckx vliegt naar boven, duikt naar beneden, haalt auto's in, en begint met ruime voorsprong aan de klim naar Pra-Loup. En dan krijgt hij zijn klap. Thévenet, tot dan nog moedeloos mee pedellend, ruikt zijn kans. Het is een ontluisterende foto, hoe Eddy Merckx, kapot van de pijn, machteloos door de opgelopen blessures bijgehaald en achtergelaten wordt door een Fransman die, zo bekende hij achteraf, tjokvol doping stak. Hij werd nog 2de in die Tour ...
Nadien ging het snel. Hij zou nooit meer van de opgelopen schade herstellen, hij kon nooit meer koersen zonder pijn. Zijn verval kwam er nog sneller omdat hij niet inzag dat hij niet meer tot Merckxiaanse daden in staat was. Maar hij probeerde het toch, met fatale gevolgen. Merckx was zichzelf niet meer. Dat wil zeggen, in zijn geval: hij was weer mens geworden. Ook Eddy Merckx heeft hier op aarde zijn vagevuur gekend, heeft tijdens zijn laatste jaren door as en stof moeten kruipen.
En nu is Eddy 60 lentes "jong" geworden. Gelukkige verjaardag, Eddy !
(met dank aan de honderden artikelen uit de tientallen Belgische kranten voor hun duizenden superlatieven waarmee men ons hier de laatste weken al mee platgooit waaruit ik voor deze column kon kiezen)