Militairen: geen Haagse bemoeienis

Er is tijdens de militaire missie in Uruzgan geen sprake geweest van verregaande bemoeienis uit Den Haag. Dat verklaarde maandag een aantal hoge militairen die tussen 2006 en 2010 waren gelegerd in de Zuid-Aghaanse provincie.

Instituut Clingendael concludeerde in een onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van hulporganisatie Cordaid dat in Uruzgan meer kunnen worden bereikt als de Tweede Kamer zich niet zo gedetailleerd met de missie had bemoeid. Als voorbeeld noemen de onderzoekers het angstvallig mijden van contact met omstreden krijgsheren, dat contraproductief heeft gewerkt.

De Kamer eiste onder meer dat gouverneur Jan Mohammed Khan werd vervangen. Generaal Ton van Loon noemde het maandag een lastige kwestie, maar staat nog steeds achter die aanpak. "Ik denk dat het goed is dat zo'n powerbroker niet meer ondersteuning krijgt dan strikt noodzakelijk." Ook wees hij erop dat snelle en gemakkelijke oplossingen niet voorhanden waren in Afghanistan.

Ook andere hoge militairen voelden zich niet gehinderd door Haagse bemoeienis, verklaarden zij. "Ik heb altijd begrip gehad voor het feit dat men graag wilde weten wat gebeurde", zei kolonel Hans van Griensven. Wel was af en toe een 'realitycheck' nodig, omdat de ontwikkelingen in Afghanistan minder snel gingen dan de Tweede Kamer wilde, zei kolonel Gerard Koot.

Als voorbeeld noemde hij projecten om de positie van vrouwen te verbeteren. Den Haag eiste dat meteen meters werden gemaakt, maar zo snel kon dat niet. "De uitdaging was wel om het realisme van Uruzgan ter plaatse matchend te maken met wat in Nederland speelde."

De militairen hebben zich verder verbaasd over de discussie die in Nederland speelde over de vraag of het een wederopbouw- of vechtmissie was. "Dat heb ik nooit zo goed begrepen", zei Koot. Er valt namelijk geen onderscheid tussen te maken. "Je kunt alleen maar opbouwen als je alles tegelijk doet." Hij toonde zich verbaasd dat hem als commandant tijdens die discussie niet naar zijn mening werd gevraagd.