Aanpak woningtekort: miljard euro rijksbijdrage levert niet per se meer huizen op
De rijksoverheid heeft met een impuls van € 1 miljard in 2020 en 2021 beoogd gemeenten te ondersteunen meer huizen te bouwen. Het is niet zeker of deze maatregel daadwerkelijk tot meer woningen gaat leiden, stelt de Algemene Rekenkamer na onderzoek. De onderbouwing voor deze rijksbijdrage schiet tekort. Het ontbreekt aan betrouwbare informatie bij de minister of er door deze regeling sneller, betaalbaarder en meer huizen gebouwd worden. Het nieuwe kabinet wil opnieuw € 1 miljard uitgeven via de Woningbouwimpuls.
De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken heeft geclaimd dat er bijna 140.000 woningen bij zijn gekomen dankzij deze stimuleringsmaatregel. Die claim heeft zij onvoldoende aannemelijk gemaakt, schrijft de Algemene Rekenkamer op 23 juni 2022 in het rapport Aanpak woningtekort. De nieuwe minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening kondigt in reactie op de onderzoeksbevindingen aan op onderdelen het rijksbeleid aan te scherpen. Het financiële instrument Woningbouwimpuls blijft daarbij volgens de minister een kernelement om de woningbouw in heel Nederland te stimuleren.
93 bouwprojecten krijgen rijkssubsidie
De Woningbouwimpuls was de belangrijkste maatregel van het kabinet-Rutte III om het oplopende woningtekort aan te pakken. Daartoe is in 2019 besloten. In de 2 jaar daarna zijn 93 door gemeenten voorgedragen bouwprojecten goedgekeurd voor de rijksbijdrage. Uiteindelijk is € 855 miljoen aan gemeenten uitgekeerd.
Waarom onderzocht de Algeme Rekenkamer de aanpak van het woningtekort?
De huidige situatie op de woningmarkt wordt door velen als problematisch gezien, onder andere vanwege sterk stijgende prijzen en lange wachttijden. Na een periode waarin de rijksoverheid een zeer beperkte rol speelde op de woningmarkt, heeft de minister van BZK in de kabinetsperiode van Rutte III (2017-2021) enkele instrumenten ingezet met als doel bij te dragen aan het oplossen van het woningtekort. Onderdeel daarvan was de Woningbouwimpuls, een instrument waarmee het Rijk een financiële bijdrage gaf aan gemeenten voor de realisatie van woningbouwprojecten. De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het kabinet-Rutte IV heeft aangegeven dat hij voornemens is de regierol voor woningbouw verder invulling te geven, onder andere door de Woningbouwimpuls voort te zetten.
De Algemene rekenkamer heeft in hun onderzoek gekeken naar zowel de resultaten van de eerste 3 tranches van dat instrument als naar de wijze waarop het woningtekort wordt berekend. De lessen die we daaruit kunnen trekken, zijn van belang voor de toekomstige invulling van het rijksbeleid.
Ook zonder rijksfinanciering was er gebouwd
De resultaten die het kabinet tot einde 2021 heeft geboekt met de € 1 miljard zijn onvoldoende onderbouwd. De informatie die gemeenten aan de minister rapporteren is onvoldoende betrouwbaar om daar de effecten van de regeling uit af te leiden.
Bij het beoogde effect om sneller woningen te bouwen is geen rekening gehouden met mogelijke verdringing: andere woningbouwprojecten krijgen geen rijksbijdrage' en kunnen daardoor, mede door schaarste aan bouwvakkers, -materialen en ook ambtenaren, later of niet uitgevoerd worden. Volgens de Algemene Rekenkamer is er een reëel risico dat het Rijk via de Woningbouwimpuls heeft bijgedragen aan projecten die er ook zonder aanvullende rijksfinanciering zouden zijn gekomen. Harde cijfers zijn er nog niet; alle projecten moeten nog opgeleverd worden.
Tekorten en Rijksbijdragen per woningmarktregio (Bron: Algemene Rekenkamer)
Blijven gesubsidieerde huizen betaalbaar?
Verder biedt de Woningbouwimpuls geen harde garantie dat de gesubsidieerde huizen in de middenhuur en betaalbare koop op langere termijn betaalbaar blijven voor een breed publiek.
In het rapport geeft de Algemene Rekenkamer aan dat de omvang van het woningtekort door de minister als een te absoluut cijfer wordt gepresenteerd.
Om in aanmerking te komen voor de woningbouwimpuls was de mate van woningtekort in een gemeente geen doorslaggevend criterium. Daarom hebben ook gemeenten in regio’s met een relatief beperkt tekort aan huizen geld uit deze rijksregeling gehad (zie kaart).
Opvallend is dat de rijksbijdrage per huis relatief laag is: in ongeveer de helft van deze gevallen minder dan € 5.258. Zulke bedragen hebben het risico van een cadeau-effect: mooi meegenomen voor de gemeente, maar verder geen aantoonbaar effect.
Echter, bij enkele projecten bedroeg de rijksbijdrage € 12.000 tot ruim € 15.000 per woning.
De woningen moeten, om in aanmerking te komen voor deze rijkssubsidie, binnen 3 jaar opgeleverd worden. Gemeenten hebben daarom vooral nieuwbouwprojecten voorgedragen die al in een vergaand stadium van voorbereiding waren.
'Exact additioneel effect van impuls niet te bepalen’
In zijn reactie op dit onderzoek stelt de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening dat onmogelijk vastgesteld kan worden wat de Woningbouwimpuls als zodanig bijdraagt aan de woningbouw. Hij kondigt aan steviger toe te zien dat gesubsidieerde woningen betaalbaar blijven.
De Algemene Rekenkamer heeft grote twijfel of de regeling in de huidige vorm tot de beoogde doelen leidt. De minister zou op z’n minst de effecten van het rijksgeld plausibel moeten maken. Wordt ervoor gekozen met de Woningbouwimpuls door te gaan, dan kunnen de aangedragen aanbevelingen de risico’s op niet doelmatige inzet van publiek geld beperken