Hof Zuid-Korea gelast opheffing politieke partij
Het Zuid-Koreaanse constitutionele hof heeft vrijdag de opheffing gelast van een kleine linkse partij, die ervan wordt beschuldigd er Noord-Koreaanse zienswijzen op na te houden. Critici zijn niet gelukkig met de beslissing van het hof, omdat daarmee de vrijheid van meningsuiting in het geding komt. Het verzoek om de partij te ontbinden kwam van het Zuid-Koreaanse ministerie van justitie, dat aanvoerde dat de partij een socialistisch systeem naar Noord-Koreaans model voorstaat en daarmee de liberale democratie van Zuid-Korea in gevaar brengt.
Enkele belangrijke leden van de partij, de Verenigde Progressieve Partij, zouden plannen hebben gesmeed voor een revolutie in een poging de Zuid-Koreaanse regering omver te werpen als het tot oorlog zou komen op het Koreaanse schiereiland.
De Verenigde Progressieve Partij werd in 2011 opgericht na een fusie van enkele kleinere progressieve groepen. De partij telt vijf parlementsleden, maar die raken na de beslissing van het constitutionele hof hun zetel kwijt. De partijleden zeggen geen Noord-Koreaanse samenleving na te streven, maar slechts meer in te willen zetten op verzoening met Pyongyang. Ze beschuldigen de geheime dienst van Zuid-Korea ervan de verhalen over een revolutie te hebben verzonnen om zo de aandacht af te leiden van een schandaal, waarbij agenten van de dienst in 2012 op illegale wijze president Park Geun-hye aan de macht probeerden te helpen. Zeven partijleden zitten celstraffen uit tot negen jaar, voor het aanzetten tot een revolutie of het overtreden van de veiligheidswet in het land.
Het is de eerste keer dat het hof, dat in 1988 werd opgericht om de grondrechten te beschermen, een politieke partij heeft verboden. Critici menen dat de vrijheid van meningsuiting wordt ingeperkt en de bittere politieke strijd tussen links en rechts alleen maar verergert. "Het verbod van de VPP doet vragen rijzen over de toewijding van de autoriteiten aan de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering", aldus Roseann Rife van mensenrechtenorganisatie Amnesty International. "Zorgen over de veiligheid moeten nooit worden gebruikt als excuus om mensen het recht te ontzeggen op een andere politieke zienswijze."