Terreurverdachte mag niet worden uitgeleverd aan VS

Het gerechtshof heeft in juli vorig jaar terecht besloten dat terreurverdachte Sabir K. niet wordt uitgeleverd aan de Verenigde Staten. Dat heeft de Hoge Raad vrijdag bepaald. De staat was bij de hoogste rechter in cassatie gegaan na de uitspraak van het gerechtshof in Den Haag.

Het gerechtshof bepaalde vorig jaar dat de Nederlandse staat te weinig heeft gedaan om er zeker van te zijn dat de VS niets te maken hadden met de foltering van Sabir K. in Pakistan. Omdat de staat niet wilde meewerken met het onderzoek, bleef daar onzekerheid over, aldus het gerechtshof. De staat ging daarop in augustus in cassatie. De Hoge Raad neemt nu het vonnis van het gerechtshof over.

Het hof heeft nog de mogelijkheid gegeven om de foltering van K. te onderzoeken. "Omdat de staat het onderzoek niet heeft uitgevoerd, heeft het hof mogen oordelen dat de uitlevering moet worden verboden", schrijft de Hoge Raad in het vonnis. "Daarmee wordt het grote belang gediend dat foltering in de hele wereld wordt tegengegaan."

In mei stelde de procureur-generaal in een advies aan de Hoge Raad ook al dat het gerechtshof een terechte beslissing had genomen. Dit onafhankelijke advies is zwaarwegend en wordt vaak opgevolgd.

De VS hadden verzocht om K.'s uitlevering omdat hij banden zou hebben met Al-Qaida. Bovendien zou hij in 2010 een zelfmoordaanslag hebben beraamd op een Amerikaanse legerbasis in Afghanistan. K. werd in 2011 vanuit Pakistan naar Nederland uitgezet.

Minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten (VVD) gaf eerder toestemming voor de uitlevering, maar alleen als K. wordt zou worden behandeld aan zijn psychische stoornis. K. ging daartegen in beroep, omdat hij in de VS niet de juiste behandeling zou krijgen en de VS betrokken zouden zijn geweest bij de martelingen die K. moest ondergaan. Omdat het laatste argument vragen opriep, wilde het gerechtshof eerst weten of de VS waren betrokken bij de folteringen van K.