Britse leger zet zich schrap voor bezuinigingen

Tienduizenden militairen, een gloednieuw vliegdekschip, een of meer kernonderzeeërs? Wat wordt er wegbezuinigd? Na kostbare oorlogen en een financiële crisis buigen Britse legerleiders en ministers zich over de vraag: kan Groot-Brittannië het zich nog steeds veroorloven een militaire grootmacht te zijn?

Voor het eerst sinds 1998 is het aan een Britse minister van defensie om de mogelijkheden en prioriteiten van het Britse leger onder de loep te houden. Toekomstige bedreigingen moeten worden ingeschat en de rol van het land in de wereld moet opnieuw worden gedefinieerd. In het achterhoofd speelt mee dat de regering strenge bezuinigingen wil doorvoeren om het torenhoge begrotingstekort het hoofd te bieden.

Ook op het leger moet worden beknot. De begroting van het ministerie van defensie is momenteel zo'n 36 miljard pond (43 miljard euro). Deze moet met zo'n negen miljard pond (een kleine elf miljard euro) omlaag. Bovendien bleek onlangs dat het ministerie de begroting met vijfhonderd miljoen pond overschreed.

Welk lot het ministerie is toebedeeld, wordt in oktober bekend, wanneer minister van financiën George Osborne de uitgaven van de regering tot 2015 uiteenzet.

Analisten vragen zich af of Groot-Brittannië de rol van wereldwijde politieagent nog langer op zich moet nemen. De focus moet wellicht komen te liggen op het beschermen van de eigen grenzen. Ook kan besloten worden van alles minder te doen, tegen lagere kosten.

De bezuinigingen zullen waarschijnlijk resulteren in een Britse krijgsmacht die nog steeds in staat is om overzeese operaties uit te voeren, maar met minder mogelijkheden dan voorheen. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de Britten in de toekomst nog op twee fronten een oorlog kunnen voeren, zoals tussen 2001 en 2009 in Afghanistan en Irak.

Deskundigen denken dat de troepenmacht, 175 duizend man groot, met dertigduizend man moet worden teruggebracht -twintigduizend van de landmacht, en vijfduizend elk van de marine en de luchtmacht. Daarnaast moeten wellicht 100 tot 150 vliegtuigen van de hand worden gedaan, evenals twaalf vaartuigen, zowel fregatten als onderzeeërs.

Ook moet de regering zich afvragen of het land zich de twee vliegdekschepen kan veroorloven die voor vijf miljard pond (zes miljard euro) per stuk worden gebouwd en in 2016 en 2018 gereedkomen. Daarnaast is het de vraag of er werkelijk 138 Joint Strike Fighters moeten worden aangeschaft.

Tot slot moet bezuinigd worden op het programma om de vier Britse kernonderzeeërs te vervangen. In plaats van vier kunnen er drie onderzeeërs worden gehouden, maar de besparing die dit oplevert, is gering.

Groot-Brittannië hoeft zich niet al te grote zorgen te maken of het land wel een grote militaire macht blijft. Ook na de bezuinigingen is de Britse waarschijnlijk nog de grootste krijgsmacht van Europa, hoewel de afstand tot de legers van de Verenigde Staten en China zal toenemen. Toch zal Groot-Brittannië ermee moeten leren leven dat het land in de toekomst een kleinere militaire rol speelt.