Overal herinneringen
Zesendertig jaar hebben ze er gewoond. Vijf van hun negen kinderen zijn er opgegroeid.
Het hele huis lag en hing vol herinneringen.
Overal foto’s. Van de kinderen en de kleinkinderen. Alles was gelig. Door de tijd en door het roken van opa. De enige foto’s die nog fris oogden waren die van de achterkleinkinderen.
Op de wc hingen de tegeltjes met spreuken. Spreuken die ik in mijn jonge jaren nooit begreep maar waar ik later toch wel om kon gniffelen. Ondanks mijn haat voor spreuktegels. In de gang hing de grote spiegel.
De spiegel waar ik vroeger net niet in kon kijken en waar ik tegenwoordig over heen zou kijken.
Herinneringen, overal herinneringen.
Cadeaus van de eindeloze verjaardagen, jubilea, sinterklazen en zomaar. Veel cadeaus. Kasten vol. Niets werd weggegooid.
De kelder. Die altijd vol stond met lekkers. Ik mocht er nooit in van oma. Omdat de trap te gevaarlijk was. Zelfs niet toen ik de vijfentwintig gepasseerd was.
De bank vertoonde sporen van het vele liggen van opa. Dat is wat hij deed: liggen. En tv kijken: veel Duitse zenders en slechte soaps. Roken, zware Shag: dikke peuken en veel.
Naast de kachel lagen de puzzelboekjes. Bij ieder bezoekje hielp ik oma met haar cryptogrammen. Wanneer we er niet uitkwamen hielp opa ook.
Herinneringen, overal herinneringen.
De keuken was oma’s domein. Overal keteltjes en emaillen kannetjes. Ieder kannetje had wel weer een verhaal. De pot met vieze oploskoffie die bij oma gek genoeg toch prima smaakte.
En oma gooide niets weg. Het oma-syndroom: gekregen van de (klein)kinderen dus ondenkbaar om weg te gooien.
Een boekje waar iedereen iets liefs in had geschreven. De geborduurde ‘schilderijen’ aan de muur. De mikado. Yahtzee. De ouderwetse draaitelefoon. De tv die nooit uitging, al zat het huis vol visite. Mijn neefjes en nichtjes. Mijn ooms en tantes. Als ik om mij heen kijk zie ik alles weer voor me.
Herinneringen, overal herinneringen.
Het huis is leeg nu.
Bij iedere stap die ik er zet zie ik in mijn herinnering wel iets staan waar een verhaal aankleeft.
Opa en oma wonen nu al twee dagen in een verzorgingstehuis. Het ging niet meer. Opa ziek en oma dementerend.
Ze konden hooguit een kwart van hun spullen meenemen. Ruim tachtig jaar aan tastbare herinneringen verdween in een half uur in een enorme container.
Ze zitten in een schitterend mooie nieuwbouw aanleunwoning. Met helder witte muren en ramen zonder vitrage.
Ik ben er nog niet geweest sinds ze er wonen. Ik hoop dat ze zich er thuis gaan voelen maar voor mij zal het nooit kloppen.
Geen bloemetjesbehang onderin de lades. Geen houten planken meer voor de verwarming langs. Niet meer het piekfijne tuintje. Niet meer die enorme staande klok die het halve huis liet trillen om twaalf uur. Geen geel gerookte muren. Niet meer ‘niet met de bal in de tuin.’
Ik hoop dat ze nog de tijd hebben om herinneringen te maken in hun nieuwe huis.
Ik ga in het oude huis wonen. In ieder geval tot het verkocht is.
Het is fijn om het huis kraakvrij te houden voor ze.
Vandaag voor het eerst wat geschilderd en schoongemaakt. Het was een fijne dag met een lieve vriendin. Een nieuwe herinnering. Ik verlaat dat huis niet voordat ik er een heleboel mooie herinneringen heb gemaakt.