Tong's voetbalverhalen #178

Ik was 12, het was 1974, het Nederlands Elftal was in West-Duitsland bezig in het Oranje de wereld te veroveren. Woonde in de Vogelenzang. Ik vond het wel een leuk idee om een hond te hebben. Ik wilde hem Cruijffie noemen, mijn broer Lassie. Zo heette immers iedere hond. Mijn broer heet Wim voor de duidelijkheid. Een net geboren kind noem je geen Lassie. Of Fikkie, nog erger.

'Heb je het gehoord van Fikkie?' 'Wat dan?' 'Hij heeft weer een vuurtje gestookt.' 'Nu ben je zelf aan het stoken. Fikkie is braaf, die stookt geen vuurtjes.' Het werd, na bemiddeling van de rijdende scheidsrechter, Maurice de Hond, uiteindelijk Cruijffie. Hij bofte dat het geen rooie hond was. Zo bleef ie van beschuldigingen van partijdigheid gevrijwaard. Er was echter een klein probleempje. Cruijffie moest wel eens een kleine of grote boodschap doen.

Zelfs als kind begrijp je dat je zo'n beest niet op de WC-pot kunt zetten. Komen je ouders thuis, vinden ze de hond in de pot. Tegenwoordig zou je van seksisme of bestialiteit worden beschuldigd. Sportief als ik ben, en met mijn aangeboren talent voor delegeren, mocht Wim de vuurdoop doorstaan en als eerst Cruijffie langs de goten in de binnenstad leiden. Van verre zag ik Cruijffie z'n eerste pootje lichten. Ik bloosde van trots. Van binnen stond ik in lichter laaien, van buiten liep ik rood aan van opwinding. Eenmaal terug van de wandeling was Wim uitgelaten en vertelde hij trots over zijn avonturen en belevenissen helemaal in de Oenselsestraat en op het Kerkplein.

De dag erna was ik aan de beurt. Maar ja, net op het moment dat ik naar buiten moest begon het te gieten van de regen. Het goot pijpenstelen. Zeiknat kwam ik thuis. Had ook nog eens de eerste helft van Nederland tegen Bulgarije moeten missen. Voor de jonge Herman was dat geen kattenpis. Bedroefd vierde ik de overwinning van mijn helden. Het enthousiasme doofde sneller dan de opwinding was opgelaaid. Het bleek dat mijn Cruijffie iedere dag uitgelaten moest worden. En dan ook nog eens meerdere keren. Mijn verweer dat ik zo niet genoeg tijd aan m'n huiswerk kon besteden en de schoolresultaten er onder kwamen te lijden, sloeg niet echt aan.

Johan Cruijff zou die zomer in West-Duitsland de sterren van de hemel blijven spelen. Mijn sprookje ging als een nachtkaars in de kaarsenfabriek in rook op. Tussen honden en mij is het nooit meer goed gekomen. Ik loop er gewoonlijk met een grote boog omheen. Als ik tegenwoordig naar de sterren aan de hemel kijk, denk ik nog wel eens aan mijn helden uit de zomer van 1974. Aan mijn hard blaffende, maar lieve Cruijffie, die geen hond kwaad deed. En aan onze nationale held. Cruijffie, die met praatjes voor tien honden en met vuurwerk aan de bal, ons land in vuur en vlam zette. Herman Kuiphof: 'Zijn we er toch in gebuitentuind?' Kijk naar de regenboog. Die verbroedert en tolereert. Al is het maar twee minuten.

Herman/tong80