Desert Storm en Albert Heijn

Het is warm, heet zelfs. We liggen op bed. De spanning is haast te voelen. Ik draai me om en kijk haar aan. Ze is volledig naakt. Ik reik met mijn hand naar haar borsten. Zo lang heb ik erop gewacht, maar nu...

“IK WIL JE! BLIJF BIJ ME! HOU VAN ME! GA NOOIT MEER WEG!” Mijn computerwekkertje speelt een willekeurig wekker-mp3'tje en ik zit binnen twee seconden rechtovereind in bed. De vreselijke jaren '80-herrie stampt mijn speakers uit. Ik luister het nummer geduldig af, probeer wakker te worden en de odol te verliezen, drink een paar slokken limonade uit een glas wat er dusdanig lang staat dat ik niet meer weet wanneer ik het heb neergezet en pak een sigaretje. Het is half acht.
quote:
[Vanavond ga ik een column schrijven]werktitelDesert Storm en Albert Heijn

Zo eens in de week zit ik achter de computer met een leeg Word-bestandje voor me. Dan denk ik hard na, schrijf ik wat zin en onzin op en mik ik het in de planning. Op maandagochtend staat de FOK!column online en rollen de reacties binnen. Zo ook vanavond. Ik heb net wiet gekocht bij de Andersom in Utrecht, dus ik zal genoeg inspiratie hebben om een column te voltooien. Nu heb ik echter nog geen flauw benul waarover het zal moeten gaan. Dat komt wel.

De wiet heet Desert Storm en ik heb een gram voor twaalf euro aangeschaft. Morgen is het maandag, dan moet ik werken en verschijnt mijn column, dus ik zal wel aan de slag moeten. Nog éven FOK!'en, en dan aan de slag. Ook kijk ik nog wel even een That 70's Show-aflevering, ik heb alle acht seizoenen binnen en ben nu bij “501: Going to California” aanbeland. Ik kan niet wachten op het vervolg van de cliffhanger aan het eind van seizoen vier, dus dat móét even bekeken worden. En die meisjes op MSN laten intussen ook op zich wachten.

In een aardig stadium van stonedheid aanbeland, een goede twee uur na het schrijven van het laatste stuk. Het lijkt me tof om eens flink te columneren over de misvattingen over Desert Storm, aangezien ik toch al stoned ben door ook zo hetende wiet. Ik kan daar echter en helaas niets zinnigs over vertellen, dus enig idee betreffende het onderwerp heb ik nog niet. Laat ik de andere helft ook maar oproken, dan. Het komt nog wel.

Okee. Het is nu half één, en ik heb nog steeds niks. Ik ben inmiddels bij “506: Over the Hills and Far Away”, heb twee afspraakjes geregeld en alle submits voor volgende week gespellchecked en ingepland. Over de meisjes kan ik niks zeggen, want dat lezen ze. Over de submits valt weinig zinnigs te vertellen: same bullshit as always. De bekendheid van That 70's Show laat zeer te wensen over, dus met een detaillistisch stukje analytische adoratie trek ik ook al geen publiek.

Ik ben zo stoned als een garnaal en zoek voedsel. Het is twee uur. Ik zou mijn sokken opkauwen, als ik maar de fut had om ze uit te trekken. Man, wat ben ik baked. Ik weet niet wat het is met die Desert Storm, maar ik voel me als de straten van Bagdad na een succesvolle aanslag: vlammend, rokerig en zielarm. Ik denk dat ik de computerwekker even zet en een tukje doe. Die column schrijf ik soon enough. Het wordt grandioos, maar ik ga even liggen. Ik zet de computerwekker op vier en op zeven uur.

Kut-kanker-tyfusherrie uitgezet. Kan zo godverdomme niet slapen. Het is vier uur! IK BEDOEL WTF! IK GA SLAPEN!
Mijn column zou al twee uur geleden online moeten staan. Ik moet over twintig minuten fris en fruitig achter de kassa zitten om het 's maandagsmorgens winkelend publiek vriendelijk te vragen om hun bonuskaart. Ik was mijn gezicht en kam mijn haar, loop naar de trap en ontbijt. Probeer koffie. Valt verkeerd. Rook. Valt nog veel verkeerder. Ga pissen. Geef over. Veeg de kots van mijn gezicht met mijn arm. Voel me ontzettend high. Het is vijf voor acht. Ik had nooit moeten blowen om drie uur 's nachts. Derde Golfoorlog op mijn gemoedstoestand, dat was het. Ik strompel mijn fiets op, ren het huis terug in om mijn blauwe bloesje aan te trekken, spring met het naambordje nog in mijn mond mijn fiets op en sprint de poort uit.

Één voor acht. Ik zit achter de kassa bij de supermarkt waar ik pleeg te werken. Ik ben half-stoned, half dronken en volledig misselijk. Mijn ogen zijn bloeddoorlopen en hebben grauwzwarte wallen. Ik zie lijkbleek en tril een beetje. Ik knijp mijn ogen dicht, slik de kots weg en schakel moeizaam over op de AH-modus. Ik pin m'n naambordje op, zet mijn stoel goed en tik mijn inlogcode in. Ik kijk schrikachtig om me heen en voel mijn beeld steeds drie seconden te laat corrigeren. Niet veel later dient de eerste klant zich aan. Een oude dame met een rollator is vroeg uit bed gekomen om welgeteld één pakje vanillesuiker af te komen rekenen. Ik zet een krankzinnig blije glimlach op, schraap mijn keel en zeg ratelend en vol Werknemer-van-de-Maand-passie: “Dat wordt dan 53 cent, alstublieft.” De routine is dusdanig ingesleten, dat ik het ook in deze staat nóg kan. Ik glimlach zelfs, verdomme. “Heeft u een bonuskaart?” Het ouwe bessie pakt het blauwe kaartje en overhandigt het. “Goh, jij bent wakker, jongen, zo vroeg al! Chapeau, chapeau!”

Ik grinnik. Denk terug aan vanochtend. Honderden FOK!'ers arriveren op hun werk of staan net op, kijken naar de nieuwe column en missen 'm. Bad luck. Ik heb nog nooit zo wazig achter een kassa gezeten. Het ouwe trutje betaalt met 50 euro. “Ik heb niet kleiner!”, gelul, die portemonnee rinkelt bij elke aanraking. Ik typ 5-0-0-0-¤, waarna de lade zich opent. Ik gris het kleingeld bij elkaar, pak wat briefjes. Schraap mijn keel. “Let goed op. Van núl euro en drieënvijftig cent ga ik nu optellen naar vijftig euro. Heeft u de bril op?” Het dametje knikt instemmend. Haar ogen zijn inderdaad twintig keer vergroot in die glasplaten. “Wordt het vijfenvijftig cent, zestig, tachtig, één euro, drie, vijf, tien, twintig, dertig en vijftig euro. Wens ik u een heel fijne dag en tot over een uurtje, als u zich eenzaam voelt zijn wij er altijd voor u!” Het dametje glundert zelfingenomen en stopt het geld uiterst traag in haar portefeuille. De volgende klant is een oud-klasgenootje in nietsverhullende kledij met een veel te lekker figuur voor maandagmorgen. Ik grijns breed en duw het bonnetje in het gezicht van het nog af te handelen fossiel. “Bonnetje?” De klant is koning, maar ik ben keizer.

“Goeiemorgen! Dan wordt het zes euro vijfentwintig. Bonuskaart, ja, dank je, spaar je zegels?”