Zeikmuziek
"Wat een zeikmuziek, zeg," mopperde Vrouwlief dwars door de tonen van Djivan Gasparyan heen.
"Iedereen heeft het recht om geen smaak te hebben!" riep ik maar weer eens een keer.
Dat je niet van Mongoolse keelzang houdt, van Qawwali door Sufi's of van deze Armeense doudouk, daar kan ik wel iets van begrijpen. Ons Westerse gehoor is er eenvoudigweg niet aan gewend. Ik heb respect voor ieders voorkeuren. Maar om mijn ongebruikelijke passie nou gelijk af te doen als 'zeikmuziek', ging me even wat te ver. Met 'iedereen' bedoelde ik in dit geval mijn bloedeigen Vrouwlief. Verder houd ik nog altijd heel veel van haar. Zeg dat ik het gezegd heb.
Niets is zo heerlijk om mij eens goed af te sluiten van de Grote Boze Wereld. Dat lukt het beste met muziek. Al mijn hele leven.
Mama had een koffergrammofoon. Een zware joekel met knoppen van bakeliet. Ik speelde ermee in mijn slaapkamer. Er kon een hele stapel singeltjes op de wisselaar. De automatische arm stootte de onderste van de stapel naar beneden en zette de naald in de inloopgroef. Ik draaide de 45-toerenplaatjes uit de verzameling van mama en liet mijn rubberen smurfjes meedraaien op het etiket. Pat Boone, Jo Stafford, Trio Los Paraquayos, Italiaans, klassiek, jazz; mama had het op single. Het maakte dat ik al vroeg met allerlei verschillende soorten muziek werd geconfronteerd. Voor mij waren er trouwens maar twee soorten muziek: die ik mooi vond en die ik niet zo mooi vond.
Als mama boos op mij was, dan zocht ik troost bij de koffergrammofoon.
Later kocht ik zelf mijn singletjes en elpees. Ik leefde in mijn zolderkamer en speurde hoezen af op zoek naar meer informatie. 'Paradise by the Dashboard Light', 'Saturday Night Fever', Supertramp en ELO, daar begon ik mee. Op mijn vijftiende hoorde ik voor het eerst Emerson Lake & Palmer en dat moment veranderde mijn leven compleet. Vanaf toen ontdekte ik bands als Yes, King Crimson, The Nice en Camel. Mijn verzameling elpees werd nogal groot.
Uren, dagen, weken en maanden zat ik alleen op mijn kamer, dromend van meisjes, ondertussen mijn takkeherrie draaiend. Die meisjes kwamen nooit eens langs (de trútten!), zodat mijn liefde voor die takkeherrie kon groeien en groeien. Vrienden kwamen wél langs, maar zij begrepen niets van mijn muzieksmaak (de klóótzakken!). Net als mijn moeder. Die stormde regelmatig mijn zolderkamer binnen met de subtiele woorden: "Noem je dát huiswerk maken? Zet die rótmuziek zacht! Dat je dáár je zakgeld aan uitgeeft! Doodzonde! Dat lawáái! Dat is toch geen muziek?" Over perceptie heb ik al eens geschreven.
De reactie van mijn vrienden en mijn moeder voelde aan als een stekende afwijzing. Het maakte dat ik mij alleen nog maar méér in mijzelf opsloot. Ik hoorde niet meer wat ze zeiden; ik hoorde alleen nog mooie muziek.
In 1986 kocht ik – na een nogal donkere periode in mijn leven (de trútten!) – een plaat van David Sylvian. 'Gone To Earth' behoort nog immer tot mijn mooiste platen in mijn kast. De zoektocht ging verder en verder.
Ik ging in de tijd terug en vond The Doors, Roxy Music, Brian Eno, Caravan, Eagles, CSN, Bob Dylan, The Who, Pink Floyd, Mike Oldfield, Neil Young, Traffic, Deep Purple, Tangerine Dream, Pat Metheny met zijn Group, Marillion, Peter Gabriel, Japan, Vangelis, Tom Waits, Steve Winwood, Alan Parsons Project, Joe Walsh, Talking Heads, Primus en het einde is lijstjeloos.
Frank Zappa werd een ware obsessie en dat is het nog steeds. Zijn leven en werk inspireren me tot op de dag van vandaag. Over hoe zijn ideeën mijn schrijven beïnvloeden kan ik een boek apart schrijven.
Van alles kruiste mijn pad, zelfs triphop in de jaren negentig.
Een collega van me bleek van die ouwe prog te houden en wakkerde mijn belangstelling aan: ik kocht bijna al mijn ouwe elpees opnieuw van Yes, King Crimson en ELP, maar nu op cd. Daarbij kwamen 'nieuwe' progbands: Flower Kings, Spock's Beard, Porcupine Tree, Ozric Tentacles, No-Man, White Willow, Ars Nova, Beardfish (vooral Beardfish) en nog veel meer. Maar vooral Beardfish. Ook vond ik vergeten klassiekers van Procul Harum, Moody Blues, Van der Graaf Generator, Genesis, Supersister, White Noise, Kensington Market, Silver Apples, Black Sabbath, Led Zeppelin, The Kinks, Strawbs en nog veel meer.
Tot aan vandaag de dag kan ik de rillingen krijgen van de jazz van Earthworks, Jon Hassell, Keith Tippett, Nils Petter Molvaer, Bugge Wesseltoft, Eric Vloeimans, Arve Henriksen, State of Monc en noem ze allemaal maar eens op. Of nee, dat heb ik net gedaan.
Toen ik met Vrouwlief ging wonen hoefde ik niet meer te vluchten. Sterker nog: veel prachtplaten beluisteren we met z'n tweetjes of we bezoeken samen concerten. Een moment van ultiem geluk vindt plaats als Vrouwlief vraagt: "Ah Bas, kunnen we nu alsjeblieft weer eens Frank Zappa draaien?"
Ondanks alles bleef en blijft de drang naar nieuwe muziek. In 1989 bracht Peter Gabriel 'Passion' uit, zijn soundtrack voor de film 'The Last Temptation Of Christ'. Hij maakte bij zijn composities gebruik van muzikanten van over de hele wereld. Intrigerend, vond ik het. Tegelijkertijd verscheen 'Passion Sources', een cd waarop allerlei traditionele volksmuziek uit de film te horen is, vertolkt door inheemse muzikanten. Uit nieuwsgierigheid kocht ik hem en daarmee opende zich wederom een geheel nieuwe wereld. Mijn verzameling wereldmuziek giert ondertussen de klauwen uit. Ik heb echt van alles, maar het mooiste komt uit Scandinavië en Zuid-Amerika. En natuurlijk de prachtige dames Mayra Andrade, Aline de Lima en Sara Tavares uit Kaap Verdië. O, en dan zou ik bijna die doudouk vergeten.
De Armeense doudouk van Djivan Gasparyan was stilgevallen. We waren alweer enige tijd verder op de dag. (Lang leve de uitvinding van de tijdsverdichting in de literatuur.) Ik zat met een hoofdtelefoon op. Een draadloze. Zo kon ik even bier halen in de keuken zonder de muziek te hoeven onderbreken. Nu klonk er een concert van de band Camel. Een schitterende publieksopname! Vrouwlief zat televisie te kijken.
Ik stond op. Niet om in de keuken even bier te halen. Ik liep naar het halletje. Daar was het toilet. Ik deed de deur achter mij dicht, stroopte broeken naar beneden en ging zitten. Ik sloot mijn ogen en begon te plassen. Op dat moment explodeerde de lange trage gitaarsolo van het nummer 'Ice'.
Er bestaat geen nóg prachtiger manier om mij af te sluiten van de Grote Boze Wereld, dan de lange trage gitaarsolo's op het toilet.
Kijk, dat noem ik nou zeikmuziek!
Apeldoorn, oktober 2010