De putgeur uit de mond van Hans

Mij zal je niet heel gauw betrappen op een huppeldepup-is-kut-en-ik-ga-het/hem/haar-tot-de-grond-toe-afbranden-column. Ik ben een vrij positief ingesteld persoon, ik kan nuanceren en rationaliseren als een gek.

Maar soms heb ik ook gewoon zin om even te zeiken en te zaniken. Ongeacht of het reëel is, of het uit te leggen valt. Zin om alles wat kut is ook maar gewoon eens "kut" te noemen. Zonder de andere zijde te belichten. Vooroordelen? Prima. Columnisten willen in hun stukken nog wel eens met de botte bijl tekeergaan. Om vervolgens zichzelf in ruim vijfhonderd woorden in te dekken en te nuanceren. Ik doe het niet, niet vandaag. Ik smijt al mijn ergernissen, maar eens in één keer voor uw voeten, dan ben ik er weer even vanaf. En u ook. Graag gedaan.

Voordat ik deze introductie afsluit met u te waarschuwen dat dit niet een perfect ronde column zal zijn - geen mooie kop en staart, gewoon een abrupt einde wanneer ik er geen zin meer in heb, wanneer ik me begin te ergeren aan mijn eigen geërger - wil ik u uitnodigen om gebruik te maken van de mogelijkheid om te reageren onder deze column en uw diepste irritaties met ons te delen. Het lucht op, werkelijk.

De kassajuffrouw in het onooglijke dorp waar ik werk begint áltijd wanneer ik haast heb, te ouwehoeren met de incestkop voor me in de rij. Wanneer ik dan eindelijk aan de beurt ben en -mijn haat verbergend- zo vriendelijk mogelijk groet, kijkt ze me geen moment aan en groet nauwelijks terug, waarna ze ongeïnteresseerd mijn spullen over de blieper haalt.

Ik reis met de bus naar mijn werk. Daar heb ik geen problemen mee. Waar ik moeite mee heb zijn de mensen in de bus. De gesprekken die in zo'n bus gevoerd worden! (bazbo schreef hier laatst al een treffende column over.) De vreselijke dommigheid die Priscilla in haar mobieltje en dus door de hele bus slingert. Of erger nog, de intimiteiten van Shaniqua.

Joram en Jos die letterlijk "bier en tieten" schreeuwen. Vrouwen die dat schreeuwen. Mensen die op iedere foto een gekke bek trekken. Mensen die iedere scheet 'delen' op twitter.
Tim die in alles conspiracy ziet: "Maar mij krijgen ze er niet onder". "Het is wij tegen hun." 
Mensen zonder passie.
Gerda die bij alles wat vervelend is zegt dat het vanzelf voorbijgaat.
Te dikke mensen in strakke kleding.
Mensen die luid kauwen.
Of hard ademen in een stille ruimte.
Verkleinwoorden. 
Mensen die naar een mega-piraten-festijn gaan. Diezelfde mensen die Miles Davis maar overschat vinden. 
Mensen die wanneer ik ze vraag van welke muziek ze houden antwoorden: "O, van alles. Dat is eigenlijk heel breed".

Ouderen die me met hun scootmobiel zo ongeveer van de sokken rijden en me vervolgens een blik geven waarmee ze mij de schuld geven omdat ik aan de kant moet, want zij zijn oud. Dat is niet mijn schuld!

Erik en Henk die in een café een meisje met hun ogen uitkleden en dan gniffelend tegen elkaar zeggen: "Kijken mag altijd". En ik sta te wachten in dat café op iemand die al een kwartier te laat is. Ik hou er niet van als andere mensen dan ik te laat komen. En uiteindelijk bleek hij in een andere kroeg op mij te wachten, omdat hij niet helemaal meer wist wat de afspraak was.

Het eindeloze geleuter over het weer.
Ria die tien keer per dag buienradar checkt. 
Geur: stank met name. Met nog meer name: de putgeur die uit de muil van Hans komt als hij net te dicht bij je staat te praten.
Geluid: kutherrie met name.
Niels met zijn misplaatste arrogantie. 
Lelijke namen zoals Richard en Gwendola. 

Ongeëmancipeerde mannen. Ongeëmancipeerde vrouwen, of erger nog: vrouwen die alleen geëmancipeerd zijn als het ze uitkomt.
Tokkies die op straat een meter voor de prullenbak hun troep op de stoep flikkeren.
Simon die telkens weer mijn gesprek overneemt: "Oh ja, dat ken ik. Ik had een keer..."
Mensen die álles structureren.

Met haast ren ik naar de bus. Als ik bijna de tuin uit ben, besef ik dat ik iets vergeten ben. Terugrennen. Ongeduldig morrel ik met de sleutel in het slot. Past niet. En tot overmaat van irritatie laat ik ze vallen op de grond. De eerste vloek valt.
Uiteindelijk krijg ik de deur open, maar blijf ik met mijn tas aan de deurklink haken als ik naar binnen ren. Ik pak wat ik nodig heb. En ren terug. Als ik heel hard loop, kan ik mijn bus toch nog halen.
Buiten adem spring ik in lijn 4. Hij begint bijna direct te rijden. Ik installeer me, kijk uit het raam en de tweede vloek valt. De bus rijdt de verkeerde kant op. Ik had in de andere lijn 4 moeten stappen. Ik stap uit bij de eerste de beste halte en loop terug. 28 minuten later stap ik in de goede bus. De buschauffeuse gelooft mijn verhaal niet en ik moet gewoon weer afstempelen. Ik overweeg geweld tegen OV-personeel.

Kinderen die zich niet gedragen in openbare ruimtes. Kinderen die gillend door een restaurant rennen. Ouders die daar niets van zeggen of aan doen. Te dikke kinderen. Kinderen met oorbellen, jongens vooral. Kinderen in het algemeen.

Maar het ergste, het allerergste, is afgeremd worden. Belemmerd. Als ik ergens tussendoor moet en het past nét niet. Of wanneer ik boodschappen doe en er staat iemand met zijn karretje in het midden van het pad besluiteloos om zich heen te kijken. De overtreffende trap daarvan is dat je uiteindelijk maar vraagt of je er langs mag -dat je het moet vragen is bespottelijk- en dat je dan een geïrriteerde blik krijgt. Shoot to kil.

Of als je weg moet: lekke band.

Columnisten die toch enorm de drang hebben om hun column rond te maken of om te nuanceren, er iets tegenover te stellen.
Ter illustratie: er schieten allerlei ideeën door mijn hoofd voor een positieve tegenhanger van deze column. Ik hoop dat het hierbij blijft.