18. Hein ende drinkende zaken

"God, god, godvr..Godfried Bomans die nog geboren moet worden, donder en bliksems! Duizend godgloeiende bommen ende granaatappels!"
Kapitein Hein Pietersz van het Hollandse piratenschip d'Enter ende Lete foeterde dat het een aard had. Hij was die ochtend van de veertiende april 1621 wederom met het verkeerde been uit zijn hangmat gestapt. Twee verkeerde benen zelfs, waardoor hij net als een dag eerder opnieuw -vanuit zijn hangmat- met een harde klap op de houten vloer van zijn kapiteinshut was beland. Kreunend klauterde hij omhoog. De raaf fladderde vanaf het tafeltje schuin onder de hangmat op, en daalde zoals altijd op Heins rechterschouder.

Eigenlijk zou Hein blij moeten zijn. De bonte avond van gisteren had heel anders af kunnen lopen. Zijn varensgezellen J.A. Endenee en Harm van Diemen hadden immers bijna een kist met buskruit, en dus de gehele d'Enter ende Lete in de lucht laten vliegen. Gelukkig bleek de kist geen buskruit maar peper te bevatten, wat achteraf ook de ernstig smerige maaltijden van scheepskok Sjaak Hekkebraak verklaarde. Zijn geroosterde stokvis, met een bak mengsel van zuurkool, pruimen en grauwe erwten was al die dagen gekruid geweest. Gekruid met buskruit! Hij had het buskruit weliswaar niet uitgevonden, hij gooiede het wel over het eten, de stommeling!
"Dus daarom ben ik zo draaiierig al die dagen!" had Hein bij de ontdekking van de fout uitgeschreeuwd, waarna hij een slok nam van zijn zevenentwintigste fles rum die week.
d'Enter ende Lete was zodoende niet in de lucht gevlogen, al voelde Hein zich WEL zo, nu hij zo brak als een stuk drijfhout in zijn kapiteinshut stond.

-"Bonk! Bonk!" bonkte het plots.
"Is dat nu mijn hoofd?", mompelde Hein Pietersz half slapend, "Of staat er nu weer iemand op de deur te bonken, net als gisteren? Als ze nu eens opschieten met het uitvinden van de film, heb ik wel een leuk idee voor een filmscript" al zal het nog wel 372 jaar duren voor het zo ver is. Hij wilde een boer laten, maar zijn bek was van de nadorst net zo droog als het bovendek van zijn schip, dus boeren lukte niet. Sinds het vertrek uit de haven van Amsterdam, een week eerder, had het niet meer geregend en was het windstil. Toch leek het schip te schommelen als in een zware storm, maar dat lag meer aan de vele rum die hij de bonte avond ervoor had gedronken. Hein greep kermend naar zijn hoofd. Hij strompelde naar de stoel achter zijn tafel, ging zitten, pakte een halfvolle fles rum, en dronk hem halfleeg.
"Ik proef helemaal niks!" dacht Hein verbaasd. Hij greep een andere fles, sloeg de flessehals aan de rand van zijn tafel eraf, en dronk met scherven en al de fles leeg.
Hein liet een luide, lange boer alsof het de vroege voorloper van het Wilhelmus betrof, en grinnikte.

-"Bonk! Bonk!" bonkte het opnieuw.
Hein schrok zich geen hoedje, die rustte immers nog roerloos op zijn hoofd. Het was gebonk op de deur van zijn hut.
"Daar wordt aan de deur geklopt!" dacht Hein hardop. "Wie zal dat zijn?" Hij raakte in paniek. Gauw pakte hij een nieuwe fles rum. "Laat iemand anders vandaag maar eens varen!"
- -"Bonk! Bonk!" klopte het weer hard, -en zacht-, aan de deur.
Iedereen, aan wal, maar ook op zee, en helemaal op dit schip, wist dat Hein Pietersz voor niemand op de zeven wereldzeeen bang of bevreesd was. Er was echter EEN uitzondering! Op EEN iemand had Hein Pietersz het niet begrepen, en was hij bang. Had met een voorval uit zijn jeugd te maken. "Nee, Sint Nicolaas reken ik niet tot mijn jeugdvrienden!", mompelde Hein. "Hij mag dan wel schutspatroon van de zeelieden zijn, ik zit nu al een week op een windstille Zuiderzee. Sint Nicolaas, de zogenaamde beschermheilige van de stad Amsterdam! Laat me niet lachen!"
"Bonk! Bonk!" bonkte het voor de zoveelste keer, de vierde keer op precies te zijn.
"Da's de vierde maal al!", mompelde Hein. Zenuwachtig speelde hij met het kettinkje om zijn nek. "Vier maal is scheepsrecht, als ik me het goed weet te herinneren. Welnu, het zal wel dringend zijn. En van dringende zaken zegt men ook wel dat ze belangrijk zijn, al heb ik liever te maken met drinKende zaken. Hij nam nog een slok, en riep vervolgens:
"Ja, kom maar binnen zonder paard!"
De lage deur ging krakend open. Daar stond 50-Floryn weer, de scheepsuitkijk!

"Zwarte Piet, wie kent hem niet!" lalde Hein Pietersz zingend. Blijkbaar was hij inmiddels niet geheel nuchter meer. "Kom maar binnen ouwe knecht", vervolgde Hein opgelucht. "Want ik zit hier allemaal even recht!"
50-Floryn keek bezorgd naar zijn stomdronken kapitein. Die was inmiddels opgestaan, had zijn tafel omgegooid en begon wild zingend te dansen. "En we zingen.., en we springen.., en we zijn zo blij, want er zijn geen stoute kind'ren bij, ..en we zingen en we.."
Plots wendde het schip met een ferme draai. Hein viel voor de tweede keer deze prille ochtend in april op de vloer van zijn hut.

"God, god, godvr..Godfried Bomans die nog geboren moet worden, donder en bliksems! Duizend godgloeiende bommen ende granaatappels!" Kapitein Hein Pietersz van het Hollandse piratenschip d'Enter ende Lete foeterde opnieuw dat het een aard had. Twee keer uit zijn hangmat gevallen, en nu dit weer! Kreunend klauterde hij omhoog. De raaf daalde weer op Heins rechterschouder.
Hein keek 50-Floryn aan. "Is dit nu wat ze noemen een fles-back?"
50-floryn greep zijn kapitein bij zijn arm. "I bring you a goede tijding, captain! The wind trekt aan!"
Hein keek blij op. Dat duurde maar even, want 50-Floryn kon weer de nare neiging niet weerstaan om te gaan snelrijmen:

"There's wind from the oostzijde
There's wind from the westzijde
All my Dutch rum campaign
bottle after bottle
its on
And we gon' sip 'til every bubble
in every bottle
is gone"

"Ja ja, het zal wel", mopperde Hein. Hij trok de voormalige negerslaaf uit Nieu-Amsterdam aan zijn armen, richting het bovendek. "Kom, Fifty, alle hens aan dek. Ook de jouwe, ook jouw donkere klauwen!"
Hein gromde. "Dat rijmt."

(wordt vervolgd)